Volledige werken. Deel 2. Minnebrieven. Over vrijen arbeid in Nederlands-Indië. Brief aan Quintillianus. Ideeën, eerste bundel
(1951)– Multatuli– Auteursrecht onbekend
[pagina 294]
| |
Aantekeningenblz. 184, r. 21 - Havelaar, deel I, pag. 100, uitgave 1860.Ga naar voetnoot* (1862) Latere uitgaven van dat werk heb ik nooit onder de ogen gekregen. (1873)
189: 7 - Die brief is opgenomen in de Indrukken van den dag, No. 1. Ook Hagiosimandre heeft die weergegeven in een brochure die verschenen is by den boekhandelaar R.C. Meyer te Amsterdam. (1862; in 1873 geschrapt) De hier bedoelde brief is herhaaldelyk gedrukt en komt o.a. voor in 't bundeltje Verspreide Stukken, in 1872 by den uitgever dezes van de pers gekomen.Ga naar voetnoot** (1873)
191: 12 - De titel is: Gouverneur-Generaal... enz., opperbevelhebber van Zr. Ms. Land- en Zeemacht, beoosten de Kaap de Goede Hoop. De rang is of schynt officieel nagenoeg geassimileerd aan dien van Luitenant-Generaal, maar ten onrechte. Want de Luitenant-Generaal, Kommandant van 't leger, en de Vice-Admiraal, Kommandant der Zeemacht, staan onder dien Gouverneur. De laatste behoudens enige directe ondergeschiktheid van meest administratieven aard, aan den Minister van Marine. De juiste titel van den Landvoogd in Indië zou wezen: Luitenant des Konings of Onder-Koning, met Maarschalksrang. Ik begryp dus niet waarom jongelui die eerzucht gevoelen en begeerte naar 'n Maarschalksstaf, hun carrière aanvangen te Willemsoord of te Breda. De weg tot het hoogste militair Kommandement in den Staat, leidt door den corridor van een prokureurskantoor... of gekker nog: men is in Indië vyf jaren lang geplaagd geweest met een Gouverneur-Generaal die zyn loopbaan begon met een mislukt examen voor schoolmeester van | |
[pagina 295]
| |
den laagsten rang. Zo springen de Haagse cliques om met de hoogste belangen van den Staat. Ik sta volstrekt niet de leer voor, dat men te vragen hebbe: ‘hoe en waar hebt gy geleerd?’ Wie wat weet, wie wat kan, wie wat is vooral, behoeft geen certificaat van oorsprong. Daarvoor geldt in zo'n geval, het genie. Heeft men ooit dáárnaar gevraagd? Dit betwyfel ik, en niemand beweerde dit ook. (1862) Voor Gouverneur-Generaal, Minister en... Volksvertegenwoordiger schynt men den eersten den besten te kunnen gebruiken. (Toevoeging van 1873)
192: 36 - ‘Ik vraag of ik op 29 Maart onwaarheden in myn belang kon vorderen van een ambtenaar, wien ik den 5den te voren den brief schreef No. 97?’ (Brief aan den Gouv. Gen. in ruste). Om te beoordelen of 't mogelyk was dat iemand my het hof maakte met onwaarheden, leze men voorts den brief aan den Kontrôleur, die voorkomt in den Havelaar.Ga naar voetnoot* Ik stel voor, dien brief te doen opnemen in 't Regerings-Reglement, om den Gouverneur-Generaal te dienen als handleiding tot het bekomen van enige kennis der waarheid. Maar er is eigen onderzoek ook nodig, anders helpt het niet veel. (1862)
193: 2 - In 't officieel Regerings-verslag over 1856 worden die knoeieryen te Lebak erkend, maar men vermydt, met de oneerlykheid die ik byna zonder uitzondering overal ontmoet, my te noemen. De ontdekking wordt daar voorgedragen als vigilantie van de Regering. (1862)
194: 19 - Ik had myn manuscript niet aan den Heer Van Lennep verkocht. Ik en niet hy, had de beschikking over myn werk. Ik heb een brief van dien heer, waarin hy 't voortgaan met drukken laat afhangen van het antwoord dat ik van den Koning wachtte. Indien dus de Koning geantwoord had, indien dat antwoord geweest was zoals ik verlangde, dan zou de Max Havelaar niet verschenen zyn. | |
[pagina 296]
| |
Het voorgeven van den heer Van Lennep dat hy eigenaar was van 't kopierecht, is van later datum, en van later uitvinding. Ik heb in de eerste instantie het proces over die zaak verloren. En terecht. Wanneer ik zitting had gehad in de Arrond. rechtbank te Amsterdam, zou ik niet anders gestemd hebben. Voor die rechtbank immers is slechts gewezen op een stuk waarin ik verklaarde myn boek in vollen eigendom af te staan aan den heer Van Lennep. Maar de wyze waarop die heer dat stuk had in handen gekregen, namelyk: ‘om nu met een uitgever een contract te kunnen sluiten’, is niet aangeroerd. Overeenkomsten, aangegaan ten gevolge van... neen, neen... dat wetsartikel - tevens een artikel uit het wetboek van eenvoudige eerlykheid - zal ik aanhalen by de behandeling myner zaak in appèl. Appelleren? Ja. Maar voor 'n Gerechtshof niet. Ik heb geen geld. Maar ik zal appelleren voor de rechtbank der publieke opinie. En dáár zal ik winnen, Mr Van Lennep! Wat zou 't bovendien baten of ik die zaak won voor een gerechtshof? Een gunstig vonnis zou den heer Van Lennep noodzaken my de behaalde winst uit te betalen, en dit is myn zoeken niet. Ik heb den Max Havelaar niet geschreven om geld te winnen. De hoofdzaak is dat door hogen prys en trage verspreiding, het juiste ogenblik is verstreken om een beroep te doen op 't Volk. Dat ogenblik kan geen gerechtshof my teruggeven. (1862) Men weet, geloof ik, dat de Heer Van Lennep my enige honderden guldens heeft doen aanbieden, die ik geweigerd heb. Dat Spreekt vanzelf. (1862; in 1873 geschrapt) Enige toelichting van deze zaak is te vinden in Ideeën 287 en 288, vooral in de by 't laatste nummer in den vyfden druk gevoegde noot. (1873)
236: 24 - Aan deze brochure wedervaart de hoge eer te worden uitgegeven door denzelfden man die voor het eerst ‘le Testament du Curé Meslier’ doet drukken. Ik beschouw dit als een gunstig omen. Maar dat Meslier wachtte tot hy dood was, vóór hy de waarheid verkondigde, neem ik hem kwalyk. (1862) | |
[pagina 297]
| |
238: 9 - Zie zyn aantekeningen op den Bybel. (1862)
239: 9 - Voor hen die zo gaarne my willen doen doorgaan voor een opposant quand même, voor een wargeest, voor een af breker, moet het lastig wezen te ontwaren dat ik, nu reeds meer dan twee jaren geleden, na den dood van den heer Stolte, van een behouder dus, de verkiezing heb aangeraden van iemand in zyn geest. (1862)
244: 28 - Dit wordt inderdaad gezegd in een Haags krantje. Den naam van 't blad weet ik niet. Het is dezelfde courant die myn hele redenering over 't cyfer van wat er wordt gestolen onder één Gouverneur-Generaal die zyn plicht niet doet, zo triumfantelyk omver gooit met een paar regeltjes. Hoe die krant over logica denkt, gaat me niet aan. Maar gissende dat sommigenvelen misschien - evenals die krant menen dat ik overdreef, omdat ze belang hebben by die mening, verbind ik my op die zaak terug te komen. En met genoegen. (1862)
257: 15 - Dat zeide hy in de Amsterdamse Courant van ruim twee jaar geleden, die ik reeds aanhaalde. En hy zeide 't later dikwyls, maar altyd tevergeefs, 't Was te eenvoudig. (1862)
264: 23 - Ik weet dat velen die onderworpenheid aanvoeren als een bewys voor 't gevaarlyke om een Hoofd te straffen. Hierin ligt een dwaling die ik releveren zal in myn Ideeën. (1862)
268: 14 - Sieur was de titel waarmee sommige beambten der ‘edele’ compagnie werden aangesproken. Heer, mynheer, was hoger. Zie Valentyn. Een dominee was volgens hem, een heer, geloof ik, en Valentyn was dominee. Voor wie 't aardig vindt, vertel ik hierby dat ik te Ambon in Valentyns huis gewoond heb. Althans op myn huis sloegen al de afmetingen die hy in zyn bekend werk opgeeft als maat van 't zyne. Ook straat en buurt klopten. Men vindt over 't geheel in de Molukken veel meer herinneringen aan de oude Compagnie, dan te Batavia of elders op Java. (1862)
273: 24 - Kennis, wetenschap en bekwaamheid. Lezer, vraag | |
[pagina 298]
| |
eens een uwer Indische kennissen de Instructie voor de Kontroleurs by de Landelyke Inkomsten op Java, ter inzage. Dat is een merkwaardig stuk. Het zal u enig denkbeeld geven van wat er in Indië moet gedaan worden om de zaken gaande te houden. (1862)
282: 27 - Het is op dien ogenblik, het is in de toen by my bestaande mening: dat de Heer Van Twist waarheid wilde, dat ik me voornam hem waarheid te geven. Uit dat voornemen is de Havelaarszaak voortgekomen. Men leze over dit gedeelte der geschiedenis myner denkbeelden, de indrukken die Havelaar bezielden by 't aangaan van den stryd waarin hy meende een bondgenoot te hebben. (1862) |