Nommerkransje(1838)–J.F.L. Müller– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 13] [p. 13] Negen en een is tien. Dat vijf en vijf, of tweemaal vijf is tien, Kan ik wel aan mijn handen zien. Ik heb mijn vingers maar te tellen: Ook wijzen 't mij mijn voeten aan. Tel ik de menschen, die daar gaan, Dan mag ik vrij veronderstellen, Dat zij en ik tien oogen hebben met elkaâr; Zij met hun vieren acht, mijn twee zijn ook een paar. Vorige Volgende