Wintersport
(1893)–Pim Mulier– Auteursrecht onbekend
[pagina 15]
| |
Engeland.Even nauwkeurig als wijlen onze bekwame ‘Bonds-Secretaris’, de heer Mr. J. v. Buttingha Wichers de gegevens van onze oud-Hollandsche wintervermaken heeft verzameld, even nauwgezet gaat de heer N. Goodman in zijn werk ‘Fen Skating’ alle mogelijke gehouden wedstrijden in het schaatsenrijden stuk voor stuk na, en noemt ons alle beroemdheden van die dagen. Uit deze bron zij het mij vergund U een en ander mee te deelen. Uit ‘Pepy's Diary’ blijkt dat er reeds ten tijde van James II, door hooggeplaatste en aanzienlijke personen gereden werd. Volgens Goodman is het schaatsenrijden door twee verschillende invloeden uit Holland in Engeland ingevoerd. Ten eerste door den invloed van Willem III's hof. Wat de vroegtijdige populariteit van het schaatsenrijden in het Fen District (het land, gelegen tusschen Lincoln en Cambridge) verklaart, zoo schijnt het dat Nederlandsche Refugees daar hun nationaal wintervermaak hebben ingevoerd. Ook gelooft men, dat de bekende Vermuijden daartoe veel heeft bijgedragen. De oude Engelsche korttijden of records zijn mijns inziens geheel onbetrouwbaar. Zoo wordt er verhaald dat een zekere Gittam van Nordelph de mijl (1609 M.) in 2 m. 29 s. deed. Als hij het zelf gezegd heeft zal het wel met blauwe letters op ZEd.'s voorhoofd gestaan hebben. Verder zijn in 1823 de 3 gebroeders Drake van Chatteris bekende rijders geweest. In 1814 te Ramsey had een beroemde match plaats en sloeg Young van Mepal den bekenden Thompson. Op 23 Jan. 1823 werden 16 der beste | |
[pagina 16]
| |
rijders tegen elkaar beproefd, met het eindresultaat dat in de 4e of beslissingsprijskamp Young Bradford sloeg. Young werd slechts zeer zelden geklopt; eens door Ayres, aan wien hij ¼ yard voorgegeven had, en in 1830 door J. Charles van Stretham. Daarna sloeg hij echter weer de beste rijders als Cave, May en Bradford. In een tweekamp tusschen Young en May werd vervolgens nogmaals zulk een reuzen record gereden, n 1, 5 m. 2 s. over de 2 mijl!!! en Turkey Smart deed toen tevens 2 m. 3 s. over de mijl!!! Ik wed, dat als de heeren het lezen konden, ze het zelf niet zouden willen gelooven. Het geeft den onervaren vreemdeling, die er over schrijft, zoowat hetzelfde gevoel als een Gymnasiumleeraar moet bekruipen, wanneer hij den aartsluiaard van de klas een ‘uitmuntend’ meet toekennen voor schriftelijk proefwerk, waarvan de vervaardiging voor immer met een zwarten sluier zal overtrokken blijven. Oude Turkey Smart.
Nadat Young, de Drake's, de Staple's, Egar en Farrer verminderd waren, won Berry van Ramsey en na hem Needkam (1846) bijna alle wedstrijden. Eerst in 1850 is er weer eens iemand, die naam maakt, n.l. Larman Register. In 1854 komt Turkey Smart opzetten, slaat alle mededingers gemakkelijk en heeft altijd den tweeden man in alle wedstrijden. See, bijgenaamd Gutta Percha; omdat hij zoo bijzonder taai en sterk was, geslagen. Eerst sinds 1861 wordt de oude Smart een enkele maal door See geslagen. In 1876 sloeg Turkey Smart nog al de Birminghamsche rijders, (waaronder goede schaatsen als March, Wiles en Barnes) met meer dan 250 yards in de mijl. | |
[pagina 17]
| |
Eindelijk werden de beide kampioenen te oud en werden zij door jongeren geslagen. Sinds dien tijd is George Smart de Kampioen. Om een idee te geven van de superioriteit van dezen rijder, kan dienen, dat hij in 1879 - 80 in alle wedstrijden waaraan hij deelnam, den eersten prijs verwierf; zegge 27. In 1880 - 81 won hij eveneens alle wedstrijden, zegge 28 eerste prijzen. Ook zijn broeder Jarmen Smart was een goede rijder. De tegenwoordig bekende James Smart deed toen nog niet aan wedstrijden mede. Doch George See, hier te lande even bekend als Smart, reed toen reeds met succes in de wedstrijden en hem kwam in 1880 de 3e plaats toe. Feitelijk is er eene pauze in den vooruitgang van het schaatsenrijden, welke in Engeland van 1880 tot 1890 aanhoudt, daar de winters gedurende dien tijd slechts twee, hoogstens drie dagen ijs opleverden. In dien tusschentijd is de Engelsche Bond de ‘National Skating Association of Great Britain’ veel vooruitgegaan en heeft het amateurschaatsenrijden veel bevorderd. Op mijn verzoek is de heer C.G. Tebbutt zoo goed geweest zijne ideën over de tegenwoordige toestanden in Engeland in enkele regelen weer te geven. Hij schrijft ongeveer aldus: Gedurende het tijdvak 1880 - 90 werd de belangstelling in het rijden alleen gaande gehouden door de deelname van een paar onzer beste rijders aan Internationale wedstrijden. Nu de laatste 3 winters gunstiger zijn geweest, is die belangstelling in onze wintersport echter weer opgewekt geworden. De superioriteit van de Fen bewoners is meer dan ooit gebleken, daar waar andere rijders tegen hen in het krijt traden. Daar zij met hun langen rechten slag alles sloegen, is men zich, ten einde ook andere rijders een kans te geven, tevens op de kleinere afstanden gaan toeleggen, zooals de 804½ yards en de kwart mijl (402 y.). De stijl van het Fen-district is goed, doch wat ons ontbreekt | |
[pagina 18]
| |
is, dat de beste sportslui, de sterkste athleten zich op het hardrijden gaan toeleggen, zooals bij de Hollanders het geval is. Het enorme succes der hooge noorsche schaatsen is oorzaak dat velen ze hebben aangeschaft, doch deze schaatsen hebben hetzelfde als onze Fen-stijl. Men moet er zich mede vertrouwd maken. Op 't oogenblik kunnen slechts een 3 of 4-tal rijders ze behoorlijk gebruiken. Daar er in Engeland zelden goed hard ijs is, zullen zij echter slechts door een gering aantal (de beste rijders) gebruikt worden. In de omstreken van Londen is het hardrijden zeer populair geworden, hetgeen te danken is aan de moeite die de metropolitan Skating Association zich geeft. Reeds hield zij een serie wedstrijden te Hendon (Welsh Harp). De beste wedstrijden en de beste organisatie zijn te Littleport. Nooit is er in Engeland zoo'n goede baan gemaakt, en zijn de inrichting en de contrôle zoo goed geregeld, noch de prijzen zoo kostbaar geweest. Dit is geheel te danken aan de vriendelijke, belanglooze bereidwilligheid van den heer J. Peacock en aan de energie der Littleport Skating Association. J.C. Aveling Esq. en G. See.
Dat de verleden winter gemaakte tijden zooveel beter zijn, is te danken aan de betere qualiteit van het ijs. Een systeem, door de N.S.Ass. geadopteerd, werkt zeer gunstig: Men geeft badges (een soort onderscheidingsteekens in den vorm van banden, die men om den arm draagt). De beste tijd is door den heer Aveling behaald, n.l. de mijl met 3 bochten in 3.24⅕. | |
[pagina 19]
| |
Ofschoon zijn gezondheid niet al te goed kan genoemd worden, is James Smart nog steeds de beste beroepsrijder. Na hem komen G. Ward, dan Geo See en eindelijk A. Boon. Onder de amateurs, is Mr. J.C. Aveling de beste, (winner van het Kampioenschap). Hij heeft echter nog nooit tegen Tarring of C. Tebbutt geredenGa naar voetnoot*. Laat mij aan deze beschouwingen van den heer Tebbutt nog een enkel woord toevoegen. De Engelschen zijn goede sportslui en we zouden vrij wat meer moeite met hen hebben, wanneer ze over meer oefentijd konden beschikken. De nieuwste tijden hunner amateurs zijn echter aan de onze vrij inferieur. Zij zijn als volgt: ¼ mijl 36⅕ sec. C.G. Tebbutt te Bury Fen, 23 Dec. 1886. ½ mij] W. Loveday en C.G. Tebbutt, beide 1 min. 32 sec., te Amsterdam, 3 Jan. 1889. De mijl Aveling in 3.24⅕. 1 mijl James Smart (prof. 2.53 te Hamar). 3 mijlen J. Smart 9 m. 13 s. te Hamar, 3 Jan. 1891 (gevallen). De tijden in 1893 gemaakt zijn iets beter. Zoo deed J. Aveling over de ½ mijl 1 m. 34⅖ s. te Lingay Fen, Jan. 1893. C.G. Tebbutt rijdende op een Engelsche baan.
De baan te Littleport is, evenals de andere banen met een scherpe bocht en ¼ mijl lang. Al ware die baan nu een mijl lang, toch zou de scherpe bocht een fout blijven. Er kunnen steeds ongelukken door komen, wanneer beide rijders tegelijk aan het boveneind van de baan komen. Of, 2e, een der rijders kan in de noodzake- | |
[pagina 20]
| |
lijkheid verkeeren, ter voorkoming van ongelukken zijn vaart een weinig te verminderen en tevens 3e, kan de andere rijder het daarop aanleggen en daardoor een voorsprong verkrijgen. Een wedstrijd moet gestreden worden met gelijke wapenen. Zorgt een comité niet dat dit gebeurt, dan deugt de geheele wedstrijd niet. Daar echter alle wedstrijden, onder contrôle van de N.S.A. onder dit baansysteem gehouden worden, is de schaatsenrijderssport in Engeland op den verkeerden weg, en zal nooit vooruitgaan, tenzij de Bond deze banen doet verdwijnen. Wedstrijden der Intern. Schaatsenrijders Unie kunnen dan ook in Engeland niet plaats vinden, als de heeren de banen niet believen te verbeteren. Deze meening wordt door vele Engelsche sport-lief hebbers gedeeld. Ook de Lingay Fen baan was ¼ mijl lang met 6 tonnen op een lijn in de lengte geplaatst, evenzoo die te Welsh Harp. We willen echter hopen, dat daarin spoedig verandering komt.
De gewone jaarlijksche wedstrijden zijn de volgende: Het Amateur Kampioenschap van Gr. Brittanje, afstand anderhalve mijl met 3 bochten. Amateurswedstrijd Intern. anderhalve mijl. Prijzen: (tijdelijk bezit van de Prince of Orange Cup) en gouden, zilveren en bronzen medailles. Universiteitswedstrijd, afstand 1 mijl. Amateur kwart mijl, rechte baan. Amateur, mijl met voorgift. Handicap voor leden van den Bond, afstand een mijl. De beroepsrijders hebben eveneens een Kampioenschap, verder twee wedstrijden op de mijl, een op de 1¼ mijl en een op de kwart mijl, doch zoover ik weet zijn er geen Bonds Internationale wedstrijden.
***
De gegevens, welke men van het schaatsenrijden in Amerika heeft, zijn niet zeer belangrijk en voor Neder- | |
[pagina 21]
| |
landsche lezers zeker van niet veel gewicht. Ik wil daarom kortelijk een overzicht geven van de ontwikkeling der sport in het land aan gene zijde van den Oceaan. Echt Amerikaansch, vlug, krachtig, bijna zonder geschiedenis is het schaatsenrijden daar ontstaan, en is binnen een luttel aantal jaren tot de tegenwoordige perfectie opgevoerd. In 1838 leefde er te Newburg (het land der goede rijders), een zekere Charles June, doch diens reputatie als goede rijder werd in 1863 geheel in de schaduw gesteld door den heer T. Donoghue Sr., die tot circa 1875 nooit door eenig ander man geslagen werd. Hij was het, die zijn naderhand zoo beroemde zoons in 1878 reeds een zorgvuldige training liet ondergaan. In 1879 werd het Amateur Kampioenschap van Amerika ingesteld, bestaande uit een 10 en 20 mijls wedstrijd; beiden werden door den heer G.D. Phillips gewonnen. De lange baan was steeds de gelief koosde afstand in Amerika. Er werden dan ook eenige uitstekende tijden op gemaakt, als in 1878 door Mr. John Ennis, die de 100 mijlen in 11 u. 37 m. 4 s. aflegde en de 145 mijlen binnen de 19 uur. Ook in Amerika speelden Barnumisme en Humbug een groote rol. Zoo bestonden er ongeloofelijke, duizelingwekkende verhalen van mijlen, die men in 1 m. 58 s. reed en 30 mijlen in een uur enz. enz. De heer W.B. Curtis, verbonden aan de ‘Spirit of the Times’, daagde toen een ieder uit om deze tijden te maken, doch natuurlijk zonder resultaat. In 1882 deed de heer J.S. Montgomery over de 50 mijlen 4 u. 13 m. en 36 s., terwijl hij voor de 25 tot 50 mijlen record maakte. Kort daarna komt Joh. Donoghue op den voorgrond, dien ik naderhand zal behandelen.
***
In Canada is het hardrijden van nog jonger datum. In Montreal en Halifax werden tegelijk met de carnavals in | |
[pagina 22]
| |
1881 wedstrijden in het hardrijden gehouden, waarbij zekere Brown het Kampioenschap van Montreal en de gouden medaille won. In het jaar 1883 werden de heeren Stewart, Elliott, A. Scott (die later beroepsrijder werd) en F. Dowd de beste rijders. In het zelfde jaar bezocht Axel Paulsen Montreal en werd, daar hij de scherpe bochten niet kon nemen, gemakkelijk geslagen. Wat mij echter een raadsel blijft, is, dat dezelfde Axel Paulsen in 1884 weer naar Amerika overstak en wel als ‘lief hebber’ en er alle prijzen weghaalde. Te New-York deed hij 1 u. 33 m. over de 25 mijl, te Milwaukee sloeg hij Dowse en won te Washington den grooten Intern. Wedstrijd over 10 mijl in 36 m. 7⅖ s. Hij had toen zeer sterke mededingers, als Mc. Cormick, Pfaff en Montgomery, alleen S.D. See en T. Donoghue waren er niet. Elliott was 2e, Phillips 3e. In het zelfde jaar werd de United States Skating Association gesticht ǝn de heer Curtis tot president gekozen. De eerste wedstrijd, door den Bond gehouden, was over 5 mijl, doch het ijs was zoo slecht dat ‘alle’ mededingers, sommigen meermalen, kwamen te vallen. Een Ier, die medereed, ontlokte deze toestand de opmerking: ‘dat hij, wanneer hij hier weer eens mee mocht doen, ergens anders naar toe zou gaan!’ Gedurende het jaar 1884 maakt de heer G.A. Phillips eenige zeer fraaie tijden voor de korte baan, n.l. 100 yards in 10⅗ s., 220 yards in 22⅗ s. en ¼ mijl in 44⅖ s., dus zou hij dit laatste zoowat even hard gereden hebben als Eden te Deventer, wiens tijd echter niet erkend kon worden, daar de toestel waarmede tijd opgenomen werd, niet vertrouwbaar was.
*** | |
[pagina 23]
| |
De heer Curtis, de man, die naast den thans overleden heer Sax aan het hoofd der Amerikaansche ijssport staat, is een uitstekend werk begonnen. Hij heeft alle Amerikaansche tijden door liefhebbers gemaakt, telken jare uitgegeven, en ik meen, dat men deze geheel kan vertrouwen. Het rijden van beroepsrijders is in Amerika geheel op den achtergrond geraakt en voor het oogenblik nog slechts in Canada van beteekenis. De beste beroepsrijders zijn Mc. Cormick, Black, F. Dowd, Lardham, Sornell en Whelpley geweest. Newbury is en blijft echter nog steeds de zetel der wedstrijders, het tehuis der Donoghue's en de bakermat der Amerikaansche hardrijders.
***
Dat de Noren en Zweden al in de grijze, grijze oudheid zich op het ijs hebben moeten bewegen, ligt voor de hand niet alleen, doch het is zelfs niet wel denkbaar dat het anders zou geweest zijn. Ook bij hen worden nog herhaaldelijk de beenen en botten gevonden, waarop zij zich zullen hebben voortgestuwd. Toch heb ik noch in het Museum te Stockholm, noch in Hazelius' ‘Minnen from Nordiske Museet’ iets kunnen vinden, dat op een overgang tusschen de oude ‘margbonken’ (zooals de Friezen zeggen) en de tegenwoordige fijngebouwde Harald-Hagen-schaatsen gelijkt. Wel zijn de oude Noren onuitputtelijk in het bezingen van hunne helden, wel vermelden de heerlijke, krachtige runen der Edda menigen krachtigen held, die paarden en sleden weer uit het verraderlijk wak weet te trekken, wel is de Noorsche mythologie vol beelden en sagen, die nauw aan het ijs verwant zijn, en stoot de valsche Ran het ijsdak stuk en wil de menschen doen verdrinken, doch het zijn en blijven sagen en vertelsels, van die weemoedige legenden, waarin steeds de kracht gepaard gaat aan | |
[pagina 24]
| |
zachtheid, plicht en eergevoel en gesteld wordt boven winstbejag en egoisme; frisscher en edeler dan de vervelende, immoreele, gedachtenlooze onzin die Gyp c.s. ons tegenwoordig als lectuur aanbieden. Alleen de fraai besneden en fijn gebouwde arren uit 1600 en later, getuigen van een Noorsch ijsvermaak. Een zekere Odalen was de Pieter Koopmans van de Noren, een Kampioen uit het grauwe verleden, waar men echter verder niets van weet, en men neemt algemeen aan, dat het schaatsenrijden als vermaak en in wedstrijden niet ouder dan een groote 100 jaar is. Eerst Axel Paulsen vestigde de aandacht op onze Noordelijke stamverwanten. In 1865 was de vader van Axel de man, die het schaatsenrijden in wedstrijden den eersten stoot gaf. In 1863 werd een der eerste wedstrijden in Noorwegen gehouden. Er waren 140 inschrijvingen, waarvan er 70 uitkwamen. De heer Mansen won in 50 s.!! Wat moet die man het koud gehad hebben bij zoo'n snelheid. Alle anderen deden het binnen de 90 s., (of 2 m. 33½ s. over de mijl). Die goede oude Noren zullen zich 's winters verveeld hebben en er elk jaar een stukje bijgelogen hebben, evenals wij het zoo gaarne met die fabuleuze friesche tijden over de 160 Meter doen. In 1878 won Frithj. Nansen de 8500 Meter in 14 m. 20 s. Bodin was 2e. In 1880 won Axel Paulsen een zeer groote en interessante wedstrijd over 5000 M. in 11 m. 11 s. F. Nansen tweede aankomende in 11 m. 27 sec. In het jaar 1882 gingen Paulsen, Aune en Carl Werner, bij ons niet onbekend, naar de Weener wedstrijden. Paulsen was no. 1 en Aune en C. Werner kregen den 2en en 3en prijs. Er was voor de Weener rijders geen denken aan, de goed geoefende Noren te slaan.
***
Axel Paulsen is nu juist niet, wat men noemt ‘een kerel om mee uit visschen te gaan’, en behoort zelfs tot | |
[pagina 25]
| |
een der meest onaangename specimen van die amphibiachtige wezens, die dobberende tusschen amateur en beroepsrijder, hun winstgierig bestaan, al knoeiende, voortslepen, tot ze eindelijk als beroepsrijder worden ‘ontdekt’ en van een loodje voorzien. Doch door de faam, die zijne daden in Nederland en Amerika en elders bekend deed worden, begon men primo de nationale recordlijsten met hangende lip eens na te zien, en secundo was het natuurlijk gevolg daarvan, dat men den wensch bij zich voelde opkomen, die man eens tegen de vaderlandsche kampioenen te zien kampen. Axel Paulsen is nolens volens een prikkel geweest, en onwillekeurig is hij almede de groote aanleiding geweest, dat de verschillende nationaliteiten elkander begonnen op te zoeken. Hij toonde reeds vroeg, onder de
Axel Paulsen.
kundige opleiding van zijn vader, veel aanleg te hebben een goed sportsman te worden. In 1855 geboren, was hij reeds vroeg in allerlei lichaamsoefeningen; als zwemmen, roeien, zeilen en schaatsenrijden zeer ervaren. Aanvankelijk gebruikte hij de gewone ijzers met randen en zeer kort achtereinde. Zijn vader vervaardigde daarop hooge, breede ijzers zonder rand met langer, afgerond achtereinde, en bevestigd aan de laars zelve, ongeveer zooals de nu nog steeds voor het figuurrijden gebruikte. Daar Paulsen zijn zaken moest administreeren, kon hij zich slechts des morgens vóór dat de dag aanbrak, met zijn broeder Edwin oefenen. Zijne figuur geeft hem wel geen bizonder elegante hou- | |
[pagina 26]
| |
ding, doch zijn geheele verschijning is krachtig, en getuigt van stoutheid en vastberadenheid. Na in 1882 te Weenen te hebben gewonnen, maakte hij, na zijn terugkomst, een mijl-record van 3 m. 17 s. en legde 25 Noorsche zeemijlen in 9¾ uur af, daarna ging hij in 1884 naar Montreal en maakte zijn beroemd 25 mijl record. In 1885 zien we hem te Leeuwarden, waar hij door zijn draaierijen en door zich te onttrekken aan een kamp met de Friezen en Engelschen zulk een treurigen indruk achterliet. Op het oogenblik zijn er twee groote Clubs, die den toon aangeven. De Hamar IJsclub, waar meestal de snelste tijden worden gereden en de Stockholmsche IJsclub. Te Hamar neemt men den tijd door electriciteit op en zijn de baan en de kleedkamers uitstekend in orde. In het hôtel kan men goedkoop leven, de eigenares weet, wat een zich oefenend schaatsenrijder toekomt. Te Stockholm heeft men eveneens een uitstekende baan, met een zeer geriefelijke tent in het midden voor de deelnemers, recht tegenover de Koningsloge. Z.M. woont de wedstrijden zeer dikwijls bij en stelt veel belang in de ijssport. Kapt. Balck is daar ‘de man’ en heeft Stockholms skridscoclub gemaakt wat ze is. Ook Gothenborg en Christiania hebben goede ijsclubs. |
|