Liedjes en andere verzen(1870)–Emiel Moyson– Auteursrechtvrij Vorige [pagina 115] [p. 115] Mijn laatste zang. [pagina 117] [p. 117] Aan mijne Moeder. Waarom, eilaas! moest ik uw liefde derven, aanbeden vrouw, die mij ter wereld bracht? Zoo 't wreede lot een onzer moest doen sterven, waarom uw vrucht niet in uw schoot versmacht? U was misschien nog meenge vreugd beschoren; ik vond slechts smart langs 't ruige levenspad... - Och, moeder lief, 'k heb al met u verloren: wij hadden saâm zóóveel geluk gehad! [pagina 118] [p. 118] 'k bezat een vriend die u had kunnen schatten - hoe menigmaal, door zijn verhaal verleid, mocht ik in geest uw teeder beeld omvatten in 't mild gepraal van zijne heerlijkheid. Bemind vizioen, geen droom kon me ooit bekoren, waarvoor ik u in mijne ziel vergat... - Och, moeder lief, 'k heb al met u verloren: wij hadden saâm zóóveel geluk gehad! Veel winters zijn in mijn bestaan verloopen, sinds mij de dood ontrukte ons beider vriend; 'k moest meer dan eens mijne armoè duur bekoopen: de wereld is voor de armen slecht gezind. Voor meenge daad, die 't recht mij gaf te gloren, werd ik met spog der lasterslang bespat... - Och, moeder lief, 'k heb al met u verloren: wij hadden saâm zóóveel geluk gehad! Och, blijft er nog van 't wezen hier beneden iets over, dat in 't luchtruim om ons zweeft, zeg, schim der Doode, of ik niet kloek gestreden, en niet altijd den plicht heb nageleefd! [pagina 119] [p. 119] Zie, de eedle zaak, waaraan 'k heb trouw gezworen, ik dien haar nog, hoe ziek en afgemat... toch, moeder lief, ik voel 't, ik ben verloren: 'k hadde uwen troost, uw stem vandoen gehad! Mij dunkt, ik hoor hem nog uw deugden loven - zijn warme taal blijft steeds mij ingeprent. Hij dweepte met geene englen van daarboven, maar zegde mij: ‘O hadt gij haar gekend! Zij was, als 't ware, een schepsel uitverkoren: elk vierde haar; heur harte was een schat...’ - Och, moeder lief, 'k heb al met u verloren: wij hadden saâm zóóveel geluk gehad! Dan schetste hij me, in schilderende woorden, de feesten vóor, waar gij soms zongt met hem: ‘Wat kunstnares! sprak hij: wat reine akkoorden! wat soberheid! wat glans! wat heerlijk spel!’ Zelf met een sprank van 't heilig vuur geboren, had zijn gevoel uw poezij bevat! - Och, moeder lief, 'k heb al met u verloren: wij hadden saâm zóóveel geluk gehad! Vorige