Liedjes en andere verzen
(1870)–Emiel Moyson– Auteursrechtvrij
[pagina 93]
| |
Vleeschouwers graf.
Antwerpsche mannen, wat gewordt gij, op uw' beurt?
was al uw vroeg're gloed dan ook, eilaas! niets anders,
in plaats van 't heilig vuur van vrome vaderlanders,
dan koorts'ge kiezingdrift, behendig Vlaamsch gekleurd?
Twee jaren reeds verzuimt ge een' aangeganen plicht:
waar blijft de zuil, die op Vleeschouwers asch moest rijzen?
wat Fransche woorden op een nietig kruisken wijzen
den grond, waar 't overschot des dappren Vlamings ligt!
| |
[pagina 94]
| |
Het paste u wel, voorwaar, op 't graf van Vander Voort,Ga naar voetnoot(1)
- met een'gen in 't geheel voor 't rouwplecht afgekomen -
ons toe te snauwen: ‘schand! dit lijk werd ons ontnomen:
't is aan de Scheldestad dat deze kist behoort!’
Laat Vander Voort in vreê, indien gij hem bezoekt,
ontgraaft hem daarom niet; zorgt voor Vleeschouwer liever:
en kost een' zuil te duur, of mangelt 't u aan iever,
vervangt ten minste 't schrift, dat op zijn rif thans vloekt!Ga naar voetnoot(2)
|
|