Liedjes en andere verzen(1870)–Emiel Moyson– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 80] [p. 80] Kinderspel en geen. Door 't boordgewas der weì gedoken, aanschouwden wij hun kinderspel: zij had een steentje weggestoken; hij was op zoek, maar 't ging niet snel; nogtans, naarmate ons kroll'ge herder zich richtte lomp of met verstand, zong 't lachend meisje: ‘allangs om verder, - allangs om nadere den brand!’ Voor U ook blijft nog steeds verholen het steentje dat men welvaart heet, o Volk, ten allen tijde aan 't dolen, door list en willekeur misleed. [pagina 81] [p. 81] Gij hoordet naar den ‘Heilgen Vader’ als naar der Godheid afgezant, hoe vaak hij loog: ‘allangs om nader, allangs om nadere den brand! Alzoo, door 't Hoogst Gezag bedrogen, geboeid aan Kerk, aan Troon, aan Leen, bleeft Ge immer toch, hoe erg gebogen, voortzoeken naar Uw' reddingsteen... Maar ook, naast Rome's stem volherdde er eene andre, U steeds vermanend; ‘schand! men wijst U, slaaf, allangs om verder, allangs om verdere den brand!’ Nu dat het oud Geloof, op krukken, aan 't spelen is zijn laatst bedrijf, is 't tijd, o Volk, dat Ge al de jukken wegschuddet van Uw reuzenlijf. Op, massa's! stroomt alom te gader, en Kroon en Zweerd vertrapt in 't zand!... slechts vrij geraakt Ge allangs om nader, allangs om nadere den brand! Vorige Volgende