Liedjes en andere verzen
(1870)–Emiel Moyson– Auteursrechtvrij
[pagina 72]
| |
[pagina 73]
| |
Ja, doodelijk vervelend klonk
die stijve taal mij dan in de ooren:
'k was nog te wild, te vlug, te jong;
niets mocht mijn grill'gen droomlust stooren...
Eilaas! hoe menigmaal sindsdien,
misleid door valsch gefonkel,
heb ik de waarheid ingezien
der spreuk van mijn' menonkel!
O gij, die deze rijmen leest,
en, nauwlijks 't leven ingetreden,
nog niet bedrogen zijt geweest
en slechts als kind nog hebt geleden, -
gedenk op uwe toekomstbaan,
bij ieder padgekronkel,
het heilzaam oudemansvermaan,
't vermaan van mijn menonkel.
|
|