Liedjes en andere verzen
(1870)–Emiel Moyson– Auteursrechtvrij
[pagina 48]
| |
Hulde aan den Broederkring.Ga naar voetnoot(1)
Verwenschte stad, wat baten uw' vermaken
mijn vuur'ge ziel, die naar de Waarheid hijgt?
wat baat de lip den honingkelk te raken,
wen 't hong'rig lijf geen sterkend voedsel krijgt?
Ontaard geslacht, in 't wuft genot verzonken,
vergeet gij 't lot dat Sodom onderging?...
o vonde ik maar de deugd nog ergens vonken
in dezen modderkring!
| |
[pagina 49]
| |
Hoe menigmaal ontsprong die zucht mijn' boezem!
en 'k zwierf, en zocht, en dacht mij soms op 't spoor, -
doch telkens viel de tengre hopebloesem:
mijn oog had slechts een' dwaallichtscheemring vóor...
en, waar ik ook de nieuwe leer verklaarde,
daar keerde elkeen den rug aan d'aterling:
wat scheelden hun de smarten van deze aarde,
als 't vreugd was in hun kring?
En 'k zwierf en zocht, als door een' koorts gedreven,
en immer blies de ontgoochling-Simoun voort;
iets zegde er mij: den moed niet opgegeven:
de woestenij biedt soms een toevluchtsoord...
O vóorgevoel, uw' stem heeft niet gelogen,
en, zoo ik thans met blijden harte zing,
't is dat ik 't zweet des twijfels af mocht drogen
in eenen broederkring.
Hebt, vrienden, dank, gij die, als plichtbelijders,
u aan 't gestreel der Wellust hebt ontrukt;
dank in den naam van die miljoenen lijders,
op wie de vuist der maatschappij nog drukt;
| |
[pagina 50]
| |
dank in den naam van al wie nog daar binnen
een harte draagt en geen bedorven ding...
Heil U, die poogt 't Gelijkheidsveld te ontginnen,
heil Uwen dapp'ren Kring.
Uw' taak is zwaar: reeds is de orkaan aan 't huilen...
Volhardt, volhardt: Gij steunt op 't eeuwig Recht!
eens vaagt de vloek der Kennis van hun' zuilen
de beelden door de Domheid opgerecht;
en tusschen 't puin der tempels en der tronen
bedekt de roest den laatsten beulenkling,
Wijl Rede en Liefde elkander juichend toonen
den vrijen Volkenkring.
Brussel, September 1859. |
|