17
(poststempel 's-Gravenhage 3 X 1918Ga naar voetnoot122
Waarde Vriend! Ik dank je voor je bemoeiing bij Versluys,Ga naar voetnoot123 maar doe me nu nog even et plezier me te schrijven, hoe groot volgens jou de oplaag zou worden. - Zijn mijn verzen in de Groene geplaatst?Ga naar voetnoot124 Ik kreeg een drukproef, ik geloof al een paar weken geleden, maar geen exemplaar; ik had hier natuurlijk makkelijk een ex. kunnen koopen, maar ik vergeet dat altijd. Als die verzen geplaatst zijn en je weer wat hebben wilt, schrijf dat dan even, dan stuur ik er weer wat. - Hadj-el-ramaGa naar voetnoot125 kan ik niet vinden. Tot troost heb ik een dozijn Hamilton's. Daar kun je uit kiezen, als je 's hier bent; dat allemaal
overschrijven is onmogelijk. - Versluys schreef me, dat hij zich met mijn voorstel (500 ex. voor hem, daarna 25% van de winkelprijs voor mij) best kan vereenigen, alleen wou hij de banden uitzonderen [wat ik niet begrijp]; maar een vriend van me, die ook wel wat weet van uitgeverij, gaf me de raad, ook 'n afspraak te maken betreffende de vraag, een hoeveelste gedeelte van de heele oplaag die 500 ex. zullen zijn. - Wil je me dat nog even schrijven? - Ik meende in de NachtbruidGa naar voetnoot126 een mooi motto ge-
| |
vonden te hebben voor Brahman: ‘Wat waarachtig wezen heeft, is enkel zaligheid,’ maar de Tweeloosheidsgedachte is, in wat er op volgt, te betwijfelbaar. - Dag!
d.M.
|
-
voetnoot122
- Postblad, aangekomen te Bussum op 4 oktober 1918 en vandaar doorgezonden naar Dr. F. van Eeden, per adres Mevr. Wolterbeek, Anna Paulownalaan, Amersfoort.
-
voetnoot123
- Mededelingen daarover moeten vervat zijn geweest in een op dinsdag 24 september 1918 door Van Eeden verzonden, niet bewaard gebleven, brief.
-
voetnoot124
- Laatstelijk waren in De Amsterdammer verschenen, op 24 augustus 1918: (IV, 27) Wonderlijk leven in vreemd-doodsch museum; (IV, 26) 'k 'Zag, paramaecium, je om top na top; (I, 20) 'k Zend, ijmker, dikwijls mijn gedachtenschaar; (I, 36) Door winteravondmist zijn blauw beslagen, respectievelijk in V.W., II, blz. 14; II, blz. 90; I, blz. 15 en II, blz. 159. En op 14 september 1918: (III, 14) Zooals een zaad pluis door een spinragdraad; (III, 28) Stil, zonder dorpen, weiden, watervallen; (III, 47) Fossielen-atlas in diep-bruin crayon en (III, 1A) Of de aarde een sterrehemel schijnen wou, respectievelijk in V.W., I, blz. 210; I, blz. 216; I, blz. 211 en I, blz. 95.
Hierna verschenen nog, op 26 oktober 1918: (III, 31) 'k Zag de aarde zwenken op 't planetenbal; (III, 42 A) Door 't zonlicht zijn vergeestlijkt de satijnen; (I, 23) Laag hangt de zon. De lange bosschen, dijken en (I, 53) 'k Sta naar 't schitt'rend oranje in 't west te kijken, respectievelijk in V.W., I, blz. 62 (en aldaar getiteld Bal); I, blz. 85; II, blz. 85 en I, blz. 226. Op 16 november 1918: (I, 13) Fluweelen beeld op pluche postament; (I,49) Hij raakt de zold'ring; en de kamer dijt; (I, 14) Hoog op de kaap, waar zich te pletter stoot en (III, 24) Stuk smijt op 't witte strand de horizont, respectievelijk in V.W., I, blz. 132; I, blz. 133; I, blz. 89 en I, blz. 91, echter gewijzigd tot: Stuk gruiz'len, 't strand op, van de horizont. Tenslotte nog op 7 december 1918: (III, 13) Langs Grieksche beelden torst een oude vrijster; (III, 19)Ik sprak enthousiast over 't Parthenon; (III, 44) Hij ligt er nog, de steen: een jaar geleden en (III, 29) Het heele landschap heeft de zon vertaald, respectievelijk in V.W., I, blz. 69; I, blz. 90; I, blz. 127 en II, blz. 87.
-
voetnoot125
- Op 30 augustus 1918 had zich ook Hasj il Rama gemanifesteerd. Van Eeden noteerde toen: ‘De laatste was ons allen onbekend. Wij vernamen alleen dat het een Arabier was, die in de achttiende eeuw leefde.’
-
voetnoot126
- Frederik van Eeden. De Nachtbruid. De Gedenkschriften van Vico Muralto. Amsterdam, 1909, blz. 414-415: ‘“Wat waarachtig wezen heeft, is enkel zaligheid, en het staat aan ons dat waarachtig wezen te erlangen, - maar 't eerste daartoe noodige is de vooruitziende overtuiging. Want willen is scheppen, en wij bouwen elk in de eeuwigheid naar eigen ontwerp.”
|