5
Geachte Heer van Eeden,Ga naar voetnoot63
Wat dunkt U - voor a.s. Zaterdag - van: I 40 - Mummie; en I 37 TulpenGa naar voetnoot64 - en dan, voor de volgende Zaterdag:Ga naar voetnoot65 I 32 Voorjaar; I 12 Honing; I 25 Vlinder en I 38 Herfst -? Komt U gauw weer in den Haag? Ja, achteraf bezien, is 't jammer, dat ik niet bedacht heb dat U 't zou hebben, op uw lezing,Ga naar voetnoot66 over poezie en politiek; dat had ik toch eigenlijk graag gehoord. Ik ben erg blij, dat mijn vrouw zoo voor me zorgt; allerlei dingen, die ik hoor of zie, realizeer ik maar half, en minder dan half, sinds ik zoo vol ben van mijn verzen; het dringt dan niet tot je door, - als 't in geen direkt verband staat met wat je zoo bezig houdt. - Zou Kosmopolis, ik bedoel die stad met mijn kerk in 't midden niet gebouwd kunnen worden op een van de Canarische eilanden?
Patmos ligt - afgezien van de Christelijke herinneringGa naar voetnoot67 - toch wel wat benauwd, in zoo'n binnenzee, in 't gedrang van sponzevisschers en vruchtebooten. - Op 't westelijkste eiland daarvan - Horatius noemt ze de Zalige Eilanden,Ga naar voetnoot68 waar Jupiter de Gouden Eeuw nog heeft laten bestaan - zoo ver mogelijk dus naar 't Westen, aan de eene kant de menschenwereld en aan de andere kant de Atlantis. Ja - voelt U daar niet veel voor? - De Azoren vind ik ook goed. Als 't maar één n kant open is en menschenloos. De Middellandsche Zee is te klein en te wriemelig. Dan kan 't even goed op Urk. - Ik groet U! J.A. dèr Mouw
|
-
voetnoot63
- Blijkens het postboek ontvangen op woensdag 3 juli 1918. De hier cursief gedrukte woorden poezie en zijn in werkelijkheid tweemaal onderstreept. Op deze zelfde datum berichtte Van Eeden in een brief aan zijn uitstedige vrouw: ‘Der Mouw schreef aardig over het waereldhuis, hij is er mee vervuld.’ Het woord ‘wereldhuis’ komt eenmaal voor bij Dèr Mouw en wel in V.W., I, blz. 213.
-
voetnoot64
-
Mummie (I, 40) en Tulpen (I, 37) verschenen in De Amsterdammer van 6 juli 1918, herdrukt - met handhaving van de titel - in V.W., I, blz. 92 en blz. 131.
-
voetnoot65
- In De Amsterdammer van 13 juli 1918 verscheen alleen maar het sonnet Vlinder (I, 25), herdrukt - zonder titel - in V.W., I, blz. 220. Voor Voorjaar (I, 32), Honing (I, 12) en het niet in De Amsterdammer opgenomen Herfst (I, 38), zie noot 76.
-
voetnoot66
- Op zaterdag 29 juni 1918 had Van Eeden zijn bezoek aan Dèr Mouw gecombineerd met het vervullen van een spreekbeurt in Den Haag binnen het kader van de verkiezingsactie i.v.m. Van Eedens kandidatuur voor de Tweede Kamer voor de Algemene Staatspartij. Uit Dèr Mouws schrijven over Kosmopolis kan worden afgeleid dat hij en Van Eeden op deze zaterdag hebben gepraat, alsook gefantaseerd, over een project van Van Eeden dat deze naderhand zou uitwerken in Het Godshuis in de lichtstad. Met ontwerp-teekeningen van J. London. Amsterdam, 1921. Zie ook noot 144.
-
voetnoot67
- Volgens het Boek der Openbaring 1 : 9 ontving Johannes, verbannen naar het Griekse eiland Patmos, hier de visioenen, door hem beschreven in het boek Apokalyps of Openbaring.
-
voetnoot68
- Q. Horati Flacci, Epodon XVI, 41-66:
Nos manet Oceanus circumvagus: arva, beata
petamus arva, divites et insulas,
reddit ubi Cererem tellus inarata quotannis
et imputata floret usque vinea,
germinat et numquam fallentis termes olivae,
suamque pulla ficus ornat arborem,
mella cava manant ex ilice, montibus altis
levis crepante lympha desilit pede.
In Vondels vertaling: ‘De groote zee, die om de geheele weerelt loopt, staet voor ons open. Zeilenwe naer de landen, de geluckige landen, en rijcke eilanden; daer d'ongeploeghde landou jaerlijcks koren voortbrengt, en d'ongesnoeide wijngaert altijt bloeit; en de altijt vruchtbaere olijftack uitspruit, en de bruine vijgh haren stam verciert; de honigh van den hollen eick afdruipt; en het klare water, zachtelijck ruischende, van hooge bergen afschiet.’ Aan het slot: ‘Jupiter scheide die kusten af voor godvruchtige lieden, na dat hij de goude eeuw door een kopere bedorven hadde.’ (W.B., VII, blz. 352).
|