Brieven aan Frederik van Eeden
(1970)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrechtelijk beschermd[Dagboek Frederik van Eeden] maandag 1 juli 1918Ga naar voetnoot56Ik at ZaterdagGa naar voetnoot57 bij der Mouw en het was een heel prettige middag. Hij heeft een lieve, fijne vrouwGa naar voetnoot58 en een aardig dochtertje.Ga naar voetnoot59 Hij wordt vertroeteld, eeven | |
[pagina 32]
| |
[pagina 33]
| |
als Gutkind.Ga naar voetnoot60 Hij zit precies aan tafel te eeten als Gutkind, in een makkelijken stoel, met zijn neus op zijn bord. Ik voelde er thuis en bevriend, en ik sprak geheel vrij. Hij las verzen voor, met jeugdherinneringen.Ga naar voetnoot61 Zeer mooi. Voor hem is Brahman ook al het booze en kwade. Brahman zelf is Judas Iscariot.Ga naar voetnoot62 Hij speelt een spel, met zichzelven. Dat deed mij veel denken, aan het weezen van humor en ironie. Brahman heeft ook humor, goddelijke humor, en wat wij alleen maar leelijk en slecht vinden daar voelt hij humor in en lacht. Ik dacht hieroover veel. Het is verheeven oover al het kwade dat ons treft te lachen, het in liefdevolle humor te zien. Maar toch ook is er weer iets bekrompens in den lach. Als de ploert het verheevene ziet lacht hij ook. En het kind lacht om hetgeen het later als ernst en verheevenheid ziet. Ironie is wreed, en de ongevoelige lacht om het leed van anderen. Maar de wijze lacht om eigen leed. Lachen is: zich verheugen. Het is een geluksuiting. Het moet dus een kwaliteit van Brahman zijn. Ik heb mij dikwijls verbaasd dat nooit van Jezus gezegd wordt dat hij lachte. |
|