Brahman. Deel 2(1920)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 445] [p. 445] [Voor paarsblauwe avondlucht zie 'k uit mijn raam] Voor paarsblauwe avondlucht zie 'k uit mijn raam, Als ijle veeren, in de grond de stelen, Stil hun gewelfde pluimen, mijn abeelen, Abeelen, grac'lijk edel als hun naam, Die 'k niet kan zeggen, zonder hem te streelen Met voorzichtige lippen; ja, ik schaam Me half, dat niet, muzikale Calame, Mijn taal hem schild'ren kan met klankpenseelen. De ellipsen staan, grceerd om loodrechte as, De top gedoezeld, slank voor 't stolpenglas, Met vegen geel en violet bestreken; Een smalle roode wolk, rakende lijn, Ligt stil. 'T lijkt alles kraakfijn porselein, Zoo teer - 'k durf nauw'lijks zien, bang dat 't zal bre Vorige Volgende