Brahman. Deel 2(1920)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 440] [p. 440] [Soms vraag ik nuchter: Is 't misschien een waan] I Soms vraag ik nuchter: Is 't misschien een waan, Wanneer ik denk, ik ben Brahman's profeet -? Herleeft in mij, zonder dat 'k zelf het weet, Een zon- en regentoov'rende shamaan? Of doe ik aan mystiek, noem 'k mij brahmaan, Omdat het literair staat en gekleed? En spreek ik koketteerend van mijn leed, Omdat het hoort bij 't dichterlijk bestaan? Dat 'k zelf dit vraag, is dat al geen bewijs? Ja, zeg ik daarom, dat 'k oud ben en grijs, Opdat 't zal schijnen: Wat hij zegt, is waar? Of knaagt de twijfel na mijn wetenschap Hong'rig 't geloof stuk in mijn dichterschap? - Ik meende altijd, ik was geen huichelaar. [pagina 441] [p. 441] II 'K dacht vaak te drijven in de Brahmanzee: Maar was 't geen plasje, dat herinn'ring liet Aan wat 'k gelezen had? Of was 't verdriet, Dat schijngeluk zocht, toen me 't echte ontglee? Vraagt nu: ‘Ben ik 't?’ 't verstand, dat mij verried? Is deze twijfel mijn Gethsemané? IN DEN BEGINNE WAS BRAHMAN'S IDEE - Lama Sabachtani - Of is Hij niet? Maar toen 'k een kind was, zag 'k de Groote Beer: Was dat gevoel niet echt? - Ik weet 't niet meer. Zei grootmoe niet, dat God 't sterrengewelf Geschapen had - ORION! - O, daar is 't, Daar is 't! Nu weet 'k weer, wat ik altijd wist: Ja, Ja, Ja, Ja: Ik ben het wereld-Zelf. Vorige Volgende