Brahman. Deel 2(1920)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 318] [p. 318] [Weer glimt het aan de zuilen, schrijn naast schrijn] Weer glimt het aan de zuilen, schrijn naast schrijn; En tusschen vroomprev'lenderinneringen Ziet hij gestalten zijn heiligste omringen; Plotseling weet hij, dat 't zijn wenschen zijn: Half donker staan ze in blauwe fosferschijn, Hun-devotie-zwijgende boetelingen, Staan in de omhoog welvende schemeringen Als vrome kaarsjes, nederig en klein. Hij ziet in stille groepen zijn gedachten, Als marm'ren beelden strakstarende wachten: Ze lichten, want hun koning komt weerom; En 't prev'len stijgt tot groote melodieën: 'T is of orgelden zelf zijn reliquiën Wijding en vrede door zijn heiligdom. Vorige Volgende