Brahman. Deel 2(1920)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 308] [p. 308] [Ver waait de wimpel van haar blonde haren] Ver waait de wimpel van haar blonde haren, Ver 't lichtend kleed, vaag zilv'rig aan zijn zoomen; Kleurige kaarsen, staan heilig te droomen Klaprozen, rood, en groene abeeleblaren: Zijn wierookwolk, zijn liefde is opgenomen, Waar Wezenlijk ze altijd vereenigd waren, Al scheen ze in lang en heet beschreide jaren Dicht bij zijn zuilentoren neergekomen. En tot kometen, gazig als libellen, Tot sterrenevels, donz'ge nachtkapellen, Ziet hij haar kleed, witlichtend, zich verdeelen; Tot stroomend goud van Melkweg gaat verwaaien Het blonde haar, tot bonte zonnen laaien De blad'ren van klaprozen en abeelen. Vorige Volgende