Brahman. Deel 2(1920)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 305] [p. 305] [En waar tot heuveltop de heidelanden] En waar tot heuveltop de heidelanden Elkaar van rondom stijgen te gemoet, Daar staat in tooverlicht van eigen gloed Witte devotie als een vlam te branden: Klaprozen houdt ze in stilhangende handen, Wonderlijk rood als droppels levend bloed; Door de triomfpoort rolt, waaiende vloed, De oneindigheid, opgolvend aan de wanden. Zooals in een viool een klein, wit hart Midden op de afgrond van het blauwig zwart In de eigen diepte mijm'rend ligt te staren, Zoo, wit op blauw, staart door mysterieboog Naar de afgrond, diep en ver, de mystagoog En wenkt, en wenkt, om 't heil'ge te openbaren. Vorige Volgende