Brahman. Deel 2(1920)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 296] [p. 296] [Opbonst schokkend uit Brahman's doodenkrochten] Opbonst schokkend uit Brahman's doodenkrochten 'T ondergrondsch dond'ren van worst'lende machten, Tot machtloosheid door wijdkronk'lende nachten Gekneld in gluip'rig net van slangenbochten. Die sinds hun kerk'ring om bevrijding vochten Naar Brahman's lichte wereldsfeer, nu trachten Feller ze te scheuren de marm'ren schachten, Tot honend-zwijgend labyrinth vervlochten. Hij, op zijn altaartroon, zit stil te staren Naar zilv'ren wolk, goudgroen flikk'rende blaren, Klaprozenrood, - één kleur'ge heiligheid; Van de altaartreden ziet, ineen geslonken, De knecht zijn heer, in diep geluk verzonken, En glimlacht, trotsch op zijn verschrompeldheid. Vorige Volgende