Brahman. Deel 2(1920)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 295] [p. 295] [Wit staat ze, vlam van devotie, te branden] Wit staat ze, vlam van devotie, te branden Tegen het altaar, flikk'rend groen en goud; 'T is of de blauwe hemel dieper blauwt, Om ze op te nemen weg van de aardelanden. Rood, als nog levend bloed van offeranden, In groen uit levend wem'lend zomerwoud, Klaprozen, rood in groen van blad'ren, houdt Eenvoudig kind, ze in stil hangende handen; Zilveren niets, dat gaat tot niets verijlen, Het laatst gefluister van een vroom gedicht, Verwaaiend, nu de hemelorgels bruisen, Een wierookwolk van de aard' die weg zal zeilen: Licht op de lucht ligt als wimpel van licht Luchtig het stroomend haar. De abeelen ruischen. Vorige Volgende