Brahman. Deel 1(1919)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 254] [p. 254] [Mijn armen voel 'k, als was 'k een dirigent] Mijn armen voel 'k, als was 'k een dirigent, Die met zweepend gebaar tot hijgend draven En stormgang voortjaagt zijn steig'rende oktaven, Dat 't op en af, naar top, naar afgrond rent; Hij staat, een heros uit de mythehij ment Zijn monsters van geluid, en uit de graven In menschenziel ploegt hij wat, nu begraven, Wilde oertijd kende en nog de sage kent; Hij, wit 't gezicht, trillend de mond, en wazen Voor de oogen, hitst tot waanzin van ekstazen 'T vioolgegil en 't bonken van metaal: Zóó is 't, als dirigeer 'k de dithyramben, O Aarde, van uw donder en mijn jamben, Mijn ééne dubb'le-orkest van storm en taal. Vorige Volgende