Brahman. Deel 1(1919)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 235] [p. 235] [Wentelen doet de wegwazende weiden] Wentelen doet de wegwazende weiden Om verre torens, voortvliegend, de trein, Door scheve buien heen, door zonneschijn, Langs wolken, die hem langzaam begeleiden. Het is, of met elkaar aan 't spelen zijn De telegraafdraadcurven aan weerszijden, Die dalend, stijgend, de een langs de ander glijden, Tot hen neertikt hun top van porselein. Een vacht van rook, hakend aan lage huizen, Wordt stukgerafeld tot rollende pluizen, Waartusschen 't gras, goudgroen in zilver, flitst. Neertrekt plots'ling een tweede streep van donder De hooge gil van stoomfluit steil naar onder, En 't lijkt, als wordt een dubb'le draad gesplitst. Vorige Volgende