Brahman. Deel 1(1919)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 204] [p. 204] [En toen zijn hand de gouden lier bewoog] En toen zijn hand de gouden lier bewoog, Apollo's gave, een klankenrijke zon, Was 't, of door 't lange grauw op de Acheron Een vlucht van schitt'rend gele vogels vloog. En nu voor 't eerst cirkelde in lichte boog Om schimm'lig doodenland een horizon, Waar 't grijs van de affodil tot roos begon Te ontvlammen, nu 't van Orpheus vol zich zoog. 'T leek, of de bovenwereld naar de Nacht Was neergezonken, nu tot wereldpracht Openstraalden Orpheus' metamorfozen: Zijn purp'ren mantel was door eigen licht Een morgenhemel, en zijn wit gezicht Een stille Olumpos, vol apotheozen. Vorige Volgende