Brahman. Deel 1(1919)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 61] [p. 61] [De ontzetting soms, ver, uit de diepste schacht] De ontzetting soms, ver, uit de diepste schacht Van de erfenis, als de avondschemering Naar dageraad van tijd dherinnering Terug doet flikk'ren van mijn voorgeslacht: Ik ruik de bloed'ge wet van 't: Sterf of slacht, Wanneer mijn oogen, wijd, de tinteling Van 't laatste licht opzuigend, ieder ding Zien als een dreiging van vijand'ge nacht. Het fonkelt; en het schuifelt. - 'T ligt nu stil; En loert, geduldig. Tusschen bladgetril In koude wind glimt blauw een fosferstraal: Herlevend, wat 't verleden van mijn stam Joeg naar de grot, vol licht van veil'ge vlam, Vlucht, vlucht naar huis mijn angst primordiaal. Vorige Volgende