Brahman. Deel 1(1919)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 57] [p. 57] [Maar dan - want nooit kan sterven, wat eens diep] Maar dan - want nooit kan sterven, wat eens diep, Diep uit tijdelooze afgrond van mijn Wezen Naar 't golvend vlak van 't schijn-Ik is gerezen, Maar 't zinkt naar de oorsprong, waar het heilig sliep, Tot verrherinnering het wakker riep Naar schomm'lende balans van hoop en vreezen: Dus vind ik 't, als 'k van 't leven ben genezen, Dat wereldschijn uit smart en sterren schiep. Zooals 'k me vaak, door 't Zelfbesef verlaten, Om leege werklijkheid van drukke straten Met stille Poolster troost, al zie 'k hem niet, Zoo voel 'k na dood van liefde en moeder, beiden. Van heel ver in mijn denken binnenglijden De rust van Mahler's Kindertodtenlied. Vorige Volgende