Brahman. Deel 1(1919)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 39] [p. 39] ['t Is nacht. 'k Zit op de hei. Nergens geluid.] 'T is nacht. 'K zit op de hei. Nergens geluid. Over me staat, als transparant kristal Rondom een oude berggod in zijn hal, Een halve bol van stilte, die me omsluit: 'K hoor, hoe heel ver een lang gillende fluit Een tunnel boort; mijn berg kraakt overal. Een blaf, ginds, hakt een gat; en recht en smal Knapt een spleet open, tot mijn oor hem stuit. 'K hoor 't levend bloed, dat in mijn slapen gonst - Neen: 't is het hart van de aarde het trilt, het bonst, Of 't niet de god uit zijn verdooving wekt. Om goed te luist'ren, doe ik de oogen dicht, Maar 'k word gehinderd nu door 't sterrelicht, Dat tikkelend door fijne gaatjes lekt. Vorige Volgende