| |
| |
| |
Thien Rondeelen, met hun Bewijsen, Opt wtgeven vander Sotten Prijsen.
MOpgen Loenen vander Gou, heeft verdient drie Prijsen
Als, den Groten uyl, twede Tuyt, en voort vant Danssen
Desen Eer moet ick hem daer voor bewijsen:
Mopgen Loenen, vander Gou, heeft verdient drie Prijsen
Sijn Outbollich Tronge, deed elck verjolijsen,
Waer deur hy waerdich is, om dragen veel Cranssen:
Mopgen Loenen, vander Gou, heeft verdient drie Prijsen
Als, den Grooten uyl, tweede Tuyt, en voort vant Danssen
Waer zydy Outbollich Sottgen van Catwijc op Zee?
Coomt en ontfangt u Prijs, van tBot voor// dienen,
Een Rinck om u Keel, hebt ghy gewonnen daer mee:
Waer zydy Outbollich Sottgen van Catwijc op Zee?
Mors, en Vrou Lors, zijn alle beyde ree,
Om naer Engelant te varen, sy goet gehoor// lienen:
Waer zydy Outbollich Sottgen van Catwijc op Zee?
Coomt en ontfangt u Prijs, van tBot voor// dienen,
Coomt hier mijn Leversottgen, met u Milt Gedicht
Die van Vlaerdingen zijt, ter Feest gecomen,
En tVolc hebt verheucht, met u Mal Gesicht:
Coomt hier mijn Leversottgen, met u Milt Gedicht,
Den slechten uyl, hing tusschen tween int gewicht.
Wie de Outbollichste Woorden had voorgenomen:
Coomt hier mijn Leversottgen, met u Milt Gedicht
Die van Vlaerdingen zijt, ter Feest gecomen,
Ontfangt den derden Prijs, tot uwer vromen.
Waer sydy nu Sottgen vande Blaeu Accoleyen?
Die geloopen zijt van Leden schier stram,
Om tontfangen den derden Tuyt, wilt u bereyen:
Waer sydy nu Sottgen vande Blaeu Accoleyen?
Met vreuchden vergaert, met genuchten te scheyen,
Dit hoop ic, is de wensch, van die van Rotterdam:
Waer sydy nu Sottgen vande Blaeu Accoleyen?
Die geloopen zijt van Leden schier stram,
Hebt ghy tKints Tuyt, niet liever dan de Gortige Ham?
| |
| |
Coomt hier mijn Sottgen vanden Wijngaertranc
Heel Innocent, van wesen en manieren,
Den slechte uyl, tot Prijs ghy crijcht in Danck:
Coomt hier mijn Sottgen vanden Wijngaertranc,
Al is den uyl wat swaer, gaet daerom niet manck,
Maer wilt die om den hals, met handen bestieren:
Coomt hier mijn Sottgen vanden Wijngaertranc,
Heel Innocent, van Wesen en Manieren.
Waer zydy mijn Sottgen, vande Angieren// Wit?
Onder alle de Sotten, en vind ick geen bequamer,
Die so stil en vroet, met Manieren// sit:
Waer zydy mijn Sottgen, vande Angieren// Wit?
Twee Prijsen u Werck, doet bestieren// dit
Als, den Botten uyl, tdrollich singen voor de Vlaemsche Camer
Waer zydy mijn Sottgen, vande Angieren// Wit?
Onder alle de Sotten, en vindick geen bequamer.
Coomt hier mijn Sottgen, van Katwijc opten Rijn,
Diemen de Kap om Gelt, siet antrecken,
Ghy loopt inde plaets van Malle Stijn:
Coomt hier mijn Sottgen, van Katwijc opten Rijn,
Gewilligen Arbeyt, en baert geen Pijn
Noch tGelt daer mee gewonnen, en sal niet strecken:
Coomt hier mijn Sottgen, van Katwijc opten Rijn,
Diemen de Kap om Gelt siet antrecken,
Ontfangt een Beecker tot Prijs, die niet sal lecken.
Waer zydy mijn Sottgen van Trou moet blijcken?
Die mijn Bruyt hebt gebrocht een schoon Present
Als, een Bril van een Stil, om deur te kijken:
Waer zydy mijn Zottgen van Trou moet blijcken?
Al hebt ghy meer verdient, wilt daerom niet prijcken,
Blijft Voocht, als u Wijf wort Mallecontent:
Waer zydy mijn Sottgen van Trou moet blijcken?
Die mijn Bruyt hebt gebrocht een schoon Present
Ontfangt den Hoochsten Prijs, een Stoops Vles, excelent.
Coomt hier nu mijn Dove Zottgen wt den Haech
Wilt dees Schotel voor u Liedeken ontfangen,
Ten is v werck niet, Zot te zijn alle Daech
Coomt hier nu mijn Dove Zottgen wt den Haech
| |
| |
Dan waer hier wat tonbijten al even staech,
Ghy en sout niet zeer naar Huys verlanghen
Coomt hier nu mijn Dove Zottgen wt den Haech
Wilt dees Schotel voor u Liedeken ontfangen,
Voor geschoncken Sprot, blijft ghy aen een Bucken hangen.
Waer sydy mijn willige Zottgen vande Rapen?
Die ons met Loopen, en Danssen hebt gerijft.
V Kap die maect bekent, het Delfsche Wapen:
Waer sydy mijn willige Zottgen vande Rapen?
Gebt ghy oock vande Weeck op een Bed geslapen:
Op dat u Leden van Kou, niet en worden verstijft
Waer sydy mijn willige Zottgen vande Rapen?
Die met Loopen, en Danssen ons hebt gerijft:
Op een ander tijt, toch niet achter en blijft
En met dees Beecker, te met v Dorst verdrijft.
|
|