De stem van C. Buddingh'
Misschien kan ik iets zeggen over Buddingh's stem. Ik kende die stem allang, zolang ik Buddingh' ken, voordat ik zijn stem werkelijk ontdekte, op het tweede gehoor, om zo te zeggen. Het is een zuidhollandse stem, een stem van het platteland, want Dordrecht moet, van Amsterdam uit bezien, tot het platteland gerekend worden. Natuurlijk niet het gewone platteland zoals het zich onveranderlijk, en toch voortdurend bewerkt en doorgroefd, in een soort agrarische of kleinburgerlijke eeuwigheid voor ons uitstrekt, zodra wij een voet buiten de stad, als buiten ons huis, zetten. Een platteland met verleden, en zelfs met geschiedenis, wanneer wij alleen maar aan de Dortse Synode denken, aan de stemmen van hoogmogende en redekavelende heren in toga's en met kanten kragen, waarvan Buddingh's stem blijkbaar niets heeft overgenomen dan de gezuiverde lijzigheid die hij, op een volkomen natuurlijke wijze, als contrast gebruikt voor de humor die bij hem niet van religieuze aard is, maar die in vijftig jaar is ontwikkeld, getraind, gesterkt en gestaald, zonder aan zachtheid en naieveteit te hebben ingeboet. Een stem zonder de boerse of oubollige accenten van het hollandse platteland, gespijsd niet slechts door gesprek en conversatie, of wat daar in ons land voor doorgaat, maar vooral ook door zijn lektuur die hem, in zijn waterige Dordtse uithoek, tot een wereldburger heeft gemaakt, een honkvaste uitvlieger en huiselijke kosmopoliet. Ik ben nooit bij Buddingh' thuis geweest, en als ik niet beter wist zou het mij niet verbazen indien hij in een vuurtoren woonde, al is die voorstelling in strijd met zijn adres in de Bankastraat, een naam die aan de kleinsteedse imitatie van een Indische buurt doet denken. Maar de naam Banka suggereert ook verte, maandenlange scheepsreizen naar Indië, in de Gouden Eeuw, contrasterende plantengroei, specerijen,