avonden en stille zondagen, is een onderdeel van het levensprogramma geworden. Het verlangen verandert. Eerst hunkerde men naar een aanraking, een kus, een omarming zonder gevolgen. Nu verlangt men naar het uiterste, naar de bodem van het samenzijn, de zoetheid of desnoods de bitterheid van het laatste. Een omarming, die niet de zwangerschap tot gevolg heeft, blijft iets voorlopigs, een spel van verliefden, een laatste vrijheid die men niet wil afstaan.
Het kostte mij moeite die vrijheid op te geven, mijn leven te verbinden met dat van een ander, mij met mijn vrouw te mengen. Daarom bracht ik systeem in mijn verlangen, bedong ik van het lot gunstige voorwaarden: vrede, voedsel, zomer en een voorjaar in het verschiet om ons land geboren te laten worden. Ik onderging de vreemdheid en de afzijdigheid van het aanstaande vaderschap. Ik had meer willen doen dan alleen een ontstaansproces op gang brengen. Ik benijdde mijn vrouw omdat zij voedingsbodem en omhulsel kon zijn en omdat haar hart een tijdlang klopte voor twee. Later luisterde ik, met mijn oor op de buik van mijn vrouw, naar de kleine eigen hartslag van het kind. Ik voelde hoe het bewoog, alsof het spartelde. Mijn vrouw voelde dat alles binnen in zich.
Ik was er bij toen het kind geboren werd, in het voorjaar zoals wij hadden gewild. Mijn vrouw was het dragen moe en wilde baren. Het kind was haar ineens te groot en zwaar geworden. Geholpen door de dokter en de verpleegster drukte zij het uit haar lichaam, terwijl zij het als met regenbuien overgoot. Eerst was alleen de kleine ronde kruin zichtbaar, waarop donkere vochtige krulletjes plakten, een bol sajet. Het kleine hoofd werd geschud en gekneed, geschokt uit zijn diepe slaap. Daarna gleed het lichaam te voorschijn, glad en blinkend: een kleine bader. Het kind zuchtte en sloeg, in de handen van de dokter die het vertoonde en inspecteerde, zijn ledematen uit. Het was een meisje.
Alleen liep ik door de stad. Een grote nodeloze angst overviel mij, angst dat het verkeerd had kunnen gaan en dat het kind mismaakt op de wereld zou zijn gekomen. Ik doorzag het zelfbedrog van mijn systeem en de lichtzinnigheid van ieder vaderschap. Het leven, dat wij onze kinderen geven, is een geschenk dat door niets verontschuldigd wordt, een schuld die nooit wordt gedelgd.