Omstandig journaal van de reize naar Groenland, gedaan door commandeur Maarten Mooy, met het schip Frankendaal
(1787)–Maarten Mooy– AuteursrechtvrijIn Bergen in Noorwegen.Den zelfden dag was myn eerste werk om naar de Wal te gaan, en vervoegde my direkt by den Wel-Edele Heer Jan Hendrik Fasmer, Hollandsche Consul en Agent, aan wien ik myne Rampspoedige Reize te kennen gaf, en Zyn Ed. teffens op ’t vriendelykste verzocht. om my in myn ongelukkig noodlot te adsisteeren, zo wel omtrent de reparatie van myn Schip als eenige benodigde Victualie; waar toe Zyn Ed. my de beste onderrigting en adsistentie beloofde te zullen aan de hand geeven, en ook zulk aan my betoond heeft; Ja nimmer kan ik het Onthaal van deezen Edelmoedigen Heer niet genoeg roemen, zyn hart was niet alleen gevoelig over my aangedaan met woorden; maar Zyn Ed. betoonden het ook met de daad, dus moet ik niet alleen Zyn Ed. minzaamheid, maar ook zyne braave behandeling hier in ’t openbaar door waare Erkentenis doen gelden. Men kan zeer ligt begrypen, hoe zulk eene beste ont- | |
[pagina 64]
| |
moeting en bystand my en myn Volk hoogst aangenaam was, want alhoewel wy den volgenden dag eerst onze laatste Graauw-Erwten gebruikten, en van alle andere Provisie nog genoegzaam voorzien waaren om Holland te zoeken, zo konde ik echter niet weeten hoe lang wy hier zouden vertoeven. Ik hadde ook het genoegen van myn Volk alhier versch Vleesch te kunnen schaffen, het Rund-Vleesch was zeer goed koop, de Ossen vallen over ’t gemeen genoomen niet zwaar, van een Os van circa 100 pond was de prys f 10:- de Visch was ook zeer abondant, men koopt ’er een groote Cabeljaauw voor 7 à 9 Stuyvers, de twee Overleedenen die by ons aan Boord gestorven waaren, hebben wy te Bergen begraaven. Juist op Postdag aankomende een uur na het vertrek derzelve, deed het my groot leed, myn behouden aankomst en minzaam Ontfangst alhier aan myn Directeur den Wel-Ed. Heer Jan Gildemeester Jansz. niet te kunnen schryven, ’t geen ik egter niet verzuimde den volgende Postdag zynde den 6 January 1787. te doen, welke brief ik naderhand ook vernoomen heb, dat op order van Zyn Wel Ed. in verscheide Couranten is geplaatst geworden, ik zond ter zelver tyd ook brieven af naar de Groenlandsche Maatschappy te Gottenburg en na de Altonaasche Directie van de Canaal Compagnie aangaande myn noodlot en dat van derzelver Scheepen hier vooren vermeld. Met het uiterste genoegen vernam ik ook by myn arrivement van myn Patroon, dat de Edele Heeren Directeuren van de Altonaasche Directie een brief aan Zyn Wel Ed. geschreeven hadden, welke ik ook het geluk hebbe gehad van my door Zyn Wel Ed. te hooren voorleezen, waar in aan my de hartelykste dankbetuigingen wierden gegeven door Hun Edelens voor de adsistentie aan Commandeur Hans Christiaan Jaspers en zyn Volk gedaan, (zie 4. No- | |
[pagina 65]
| |
vember 1786.) met een niet minder levendig gevoel hoorde ik ook dat hun Eds. waare Erkentenis en Dankbaarheid betoonden aan myn Patroon, en Zyn Ed. verzochten om voor de gegevene Victualy aan de Commandeur Hans Christiaan Jaspers; betaling te doen ontfangen van een gerenommeerd Huis van Commercie, dan voor welke betaling de Edele Heer J. Gildemeester Jansz. edelmoedig bedankt heeft, en myn gedrag in deeze opzicht met alle lof goedkeurden. Ik vervoegde my ook by de Wel Edele Heer John Wallace, Engelsche Consul te Bergen, om Zyn Wel Ed. te berigten wegens de overgenomen Manschappen van de twee Engelsche Scheepen als 18 Man van de Commandeur Matthieu Weatherhead en 10 Man van de Commandeur William Allen, met verzoek om my van die 28 Man te ontlasten, aan welk verzoek Zyn Ed. ook den volgende dag voldeedt, en Zyn Ed. grootste genoegen en dankbaarheid betoond heeft omtrend myne bereidwilligheid in ’t overneemen van het Volk, Zyn Ed. heeft my op myn verzoek een Certificaat daar van ter hand gesteld. Om veele Onkosten te spaaren hebbe ik het Schip alhier (te Bergen) met myn eigen Volk gekrengt Ga naar voetnoot+. Zonder dat wy eenige adsistentie van andere Timmerlieden daar toe hebben gehad, wy gingen hier van aan ’t werk, en losten aan de eene zyde het Schip byna leeg, terwyl wy aan de andere zyde eenige Vaten met Water plaasten om de zwaarte te krygen, wy bevonden tot ons leedweezen, dat de bouten uit het Schip staaken en dat het zelve onder Water zeer ontramponeerd was, na dat wy dit hersteld hadden (zo wy meenden) zaagen wy dat het Schip nog zeer lek was, zo dat wy het zelve voor de tweede maal moesten krengen, | |
[pagina 66]
| |
dan na deezen onzen arbeid was het nog niet volkoomen in staat om na Zee te gaan, dus ik overging tot een derde Krenging; na alvoorens aan myn Volk voorgesteld te hebben, van zo wy het Schip nu niet in beter staat konde krygen, ik egter voorneemens was, om met het zelve als dan na Zee te gaan, in welk Voorstel myn Volk genoegen nam. Dus, na dat wy onze derde Krenging gedaan hadden en wy het Schip niet beter bevonden, rezolveerde ik om te vertrekken; waar toe wy ons nu gereed maakte, en ons voor een maand equipeerden. Geduurende ons Verblyf hadden wy veeläl Zuidelyke Winden met regen. | |
[25 Janaury 1787]Donderdag den 25. January, ’s morgens zeer stil; met hartelyke beede dat het God nu eindelyk eens behaagen mogt ons na zo veele rampen in de haven onzes Vaderlands gelukkig te doen binnen loopen, ligten wy ons anker en vertrokken van Bergen; kreegen een Zuidelyke Wind; ’s avonds raakten wy in Narwyk op het lied aan de Klippen vast; de Wind Zuidelyk en stil. | |
[pagina 67]
| |
bevonden ons Schip nu weder vry lek, doch konde met een Pomp het lens houden, die altoos echter moest voortgaan. | |
[7 Februari 1787]Woensdag den 7. ’s morgens harde koude, uit het Z. ten O. met Regen; staken al onze Reven in onze Marszyls en maakten Voormarszyl en Kruiszyl vast, ’s namiddags afgezet, Z.W. ten W. ½ W. 11½ Myl, gegiste breedte was 58 gr 28 min. lengte 17 gr. 22 min. ’s avonds halsde Oost over, de Wind Z.W. doch wierd zeer stilletjes. | |
[8 Februari 1787]Donderdag den 8. ’s morgens de Wind West en W. ten N. met styve koelte; zetten oos Voor-marszyl en Kruiszyl by; ’s namiddags afgezet Z. ¾ O. 5 Myl, gegiste breedte was 58 gr. 8 min. lengte 17 gr. 27 min. ’s avonds de Wind Z.Z.W. met aanwakkerende koude, wy konnen Z.O. zylen; ’s nagts halsde West over, staaken al onze reven in, en maakten Voor-marszyl en Kruiszyl vast, en hielden het met een Pomp gaande om ’t Schip lens te houden. | |
[9 Februari 1787]Vrydag den 9. ’s morgens de Wind Z.W. met eenigzints beter weer, halsde Oost over; ’s namiddags afgezet O.Z.O. ½ Z. 5½ Myl; gegiste breedte was 57 gr. 58 min. lengte 18 gr. 4 min., ’s avonds halsde West over, de Wind Zuiden met regen en sterke koude, maakten onze Fok vast, konde W.Z.W. zylen. | |
[pagina 68]
| |
de koelte, halsde Zuid over, zetten onze Fok by; ’s namiddags afgezet N.W. ¼ W. 3½ Myl, gegiste breedte was 58 gr. 8 min. lengte 17 gr. 47 min.; ’s avonds halsde West over, de Wind Zuidelyk met redelyk goed weer; onze grootste verlegenheid was nu maar om het Schip lens te houden, want dewyl ons God zo ver uitzigt gegeeven had, was ons hart op het einde bezorgt; dewyl ieder naar de zynen verlangde; wy hielden (God zy eeuwig geroemt) met aanhoudend Pompen aan eene Pomp het nog al lens. | |
[11 Februari 1787]Sondag den 11. ’s morgens schoot de Wind aan ’t Westen, halsde Zuid over, met styve koelte en buyige Lucht; ’s namiddags afgezet Z.Z.O. ½ O. 7½ Myl, gegiste breedte was 57 gr. 41 min. lengte 18 gr. 11 min. maakte onze Fok vast; ’s avonds halsden West over, de Wind Z.W. met styve koelte; konde W.N.W. zeilen. | |
[13 Februari 1787]Dingsdag den 13. ’s morgens de Wind nog Z. ten W. met handzaam weer, zetten onze Fok en Kruiszeil by; vervolgens ook ’s namiddags onze Voormarszeil; halsde Oost over, zetten af regt W. 12 Mylen, gegiste breedte 57 gr. 41 min. lengte 16 gr. 13 min.; ’s avonds de Wind N.W. met mooije koelte, stuurde Z.Z.W. | |
[14 Februari 1787]Woensdag den 14. ’s morgens de Wind West met mooi weer, wy namen twee Reeven uit onze Marszeils; ’s namiddags afgezet, regt Zuiden 25½ Myl; gegiste breedte was 55 gr. 59 min. lengte 16 gr. 14 min., bevonden breedte 56 gr. 5 min., passeerden verscheide Visch-Hoekers, zynde nu de eerste Zeilen die wy op de Thuis-Reize zagen, en ons met blyde hoop vervulde eerlang de Hollandsche Kust te zullen genaken, ’s avonds de Wind Z.W. | |
[pagina 69]
| |
met aanneemende Koude, staaken onze Reeven in de Marszeils, konde Z.Z.O. zeilen. | |
[15 Februari 1787]Donderdag den 15. ’s morgens styve Koelte uit het Z.W. ten Z. halsde West over, maakten ons Voormarszeil vast; ’s namiddags afgezet Z.O. ¼ O. 14 Myl, gegiste breedte was 55 gr. 37 min. lengte 17 gr. 40 min., wy maakten ons Kruiszeil en Fok vast; ’s avonds eenigzints beter met de Wind; doch hol water; halsde Zuid over, de Wind W. ten Z.; ’s nagts zetten Fok en Kruiszeil by. | |
[16 Februari 1787]Vrydag den 16. ’s morgens de Wind Z.W. ten W. met handzaam weer; konde Z. ten O. zeilen, zetten ons Voormarszeil by; ’s middags afgezet O.Z.O. 3 Myl, gegiste breedte was 55 gr. 33 min., lengte 17 gr. 58 min., hadden droogte van ’t Doggerszand, 22, 20, 19 Vadem diepte; ’s avonds de Wind om en by ten W. met styve Koelte, ’s nachts maakten beide onze Marszeils vast. | |
[17 Februari 1787]Saturdag den 17. ’s morgens de Wind N.W. met styve Koelte en heldere Lucht; zetten onze groote Marszeil en Kruiszeil by; ’s namiddags afgezet Z.Z.O. ½ O. 15 Myl; gegiste breedte was 54 gr. 40 min. lengte 18 gr. 46 min., bevonden breedte 54 gr. 32 min.; ’s avonds de Wind W. ten Z. met styve Koelte en zwaare Lucht, halsde Noord over. | |
[18 Februari 1787]Sondag den 18. ’s morgens de Wind W. ten N. met harde Koude; maakten onze Fok en Kruiszeil vast; ’s namiddags afgezet N. ¾ W. 4 Myl, gegiste breedte was 54 gr. 48 min., lengte 18 gr. 43 min., halsde Zuide over, met beter weer. zetten onzen Fok en Kruiszeil by; ’s avonds de Wind N.W. ten N. stuurde Z.W. ten W. met styve Koelte, zetten ons Voormarszeil by. | |
[pagina 70]
| |
ten W. 20½ Myl, gegiste breedte was 53 gr. 27 min., lengte 18 gr. 16 min; ’s avonds de Wind N.W. ten N. met handzaam weer, draaide by en hielde het met Marszeils gaande over en weder, waren op de binnenkant van de Breêveertien. | |
[20 Februari 1787]Dingsdag den 20. ’s morgens ten 3 uuren, draaide weder af en gingen Z.Z.O. aan de Wind N.N.W. met mooi weer, met het aanbreeken van den dag kregen wy een Loots, met naame Jacob Grauw, van den Hoorn op zyn beurt, moesten tusschen de tweede en derde Ton ten Anker, ’s namiddags maakte met de Voorvloed weder Zeil, en laveerde naar binnen, het Oude Lands-Diep in, kwamen te half 6 uuren binnen, gingen in de Bogt van de Zuid-Wal ten Anker; wy allen dankten God voor zyne Redding en Genade, die hy ons op aanhoudelyke en vuurige Bede, zo overvloedig heeft beweezen. | |
[27 Februari 1787]Den 27sten kwamen wy op Pampus, den volgende dag kwamen wy (God zy Eeuwig dank) met het Volk aan de Stad. Ik hadt het geluk myne beide Broeders Gerrit en Pieter Mooi, het eerst te spreeken; hebben Broeders ooit de hand elkander welkom gedrukt, ’t was hier, een natuurlyk stilzwygen met traanen van Vreugde deedt hier meer af, dan de grootste Welspreekenheid; met den laastgenoemde Broeder ging ik naar het Huis van myn Edelmoedigen Patroon, het dunke niemand vreemd dat hy my vergezelde, want ik kan nimmer de ontroering beschryven die ik aan Zyn Wel-Ed. Huis gewaar wierd. Zyn Wel-Ed. welkomst groet, zyne Vreugde, zyn uiterst genoegen zal myn dankbare Ziel nimmer vergeeten, de Edelaartigheid der Menschelyke Natuur schitter- | |
[pagina 71]
| |
de hier allertreflykst uit, en daar my zyn Wel-Ed. Caracter zo veel Jaaren bekend is, zoude ik zyn Wel-Ed. in deeze door verdere Loftuitingen te kort doen, zynde zyn hart veel te manlyk voor het vleijen; des anderendaags hadden wy ook het voortreffelyk genoegen onzen Patroon by de Monstering tegenwoordig te zien, en zyne Wel-Edelens aandoenlyke beschouwing over my en het Volk, wierd door ons, als verloste Scheepelingen, met de grootste dankbaarheid beäntwoord, en geen wonder; Wy konden zyn Wel-Ed. naast God onzen Uithelper noemen, daar wy hem zo als gebleeken is, niet zonder Vreugde-Traanen beschouwden, want zyn Wel-Edelens Edelmoedigheid had ons niet alleen deeze Noodlottige Reize door eene allezints ruime uitrusting doen uitharden, maar ons ook in staat gesteld om onze mede Noodlottigen tot ons genoegen te kunnen weldoen en mede te deelen, waar over myn Volk en ik hem ook de uiterste dankbaarheid betuigde, en ten allen tyden zullen gedenken.
Einde
NB. De Goedgunstige Lezer gelieven de Spel- en Druk-fouten te verbeteren. | |
[pagina 72]
| |
Dit volgend Vaers is my, by myne Thuiskomst door een Goed Vriend verëert. |