Kronijk, of Aantekening der merkwaardige voorvallen binnen de gemeente Heeze en eenige omliggende dorpen en enkelde welken algemene belangstelling verdienen
(1953)–Henricus van Moorsel– Auteursrecht onbekend
[pagina XI]
| |||||||||
Nu, merct, ghi die hier in sult lesen, | |||||||||
InleidingEr bestaat een band tussen Heeze en de Achelse Kluis. Deze werd op het einde van de zeventiende eeuw gelegd. Door uitgifte van heide heeft de Heer van Heeze de Kluis mede helpen stichten en uitbreiden. Bij de opheffing van de Hermitage kwam het goed weer in zijn bezit om tegen het midden van de negentiende eeuw definitief over te gaan in handen van de abdij van Achel, in de volksmond nog steeds ‘De Kluis’. Ook andere Heren uit de buurt hebben de vestiging van de Kluis mede helpen bevorderen. Dit was nodig, omdat het Achels convent als raakpunt van vele heerlijkheden zijn grondgebied niet naar verhouding kon uitbreiden. De eigenaardige ligging van de Achelse Kluis stelt de geschiedschrijver voor vele problemen. Een van deze kwesties betreft de verhouding Heeze Achelse Kluis. Om hierin een juist inzicht te krijgen was het natuurlijk nodig dat ik vertrouwd raakte met de archieven van de oude heerlijkheid. Dit ging niet zonder speurtochten. Zo kwam het dat ik op een gegeven moment aanbelde bij de HoogEerw. Heer Deken te Heeze. Ik vond niet alleen de gezochte stukken maar ontdekte ook de aanwezigheid van een interessante Kronijk. Na kennismaking stond mijn besluit vast De Kronijk is een belangrijke bron voor de geschiedenis en moet daarom worden uitgegeven. Ik ondernam dus de uitgave van de Kronijk en bestemde haar - ook nu nog - voor een uitgebreide lezerskring. Alleen de hoognodige verklarende voetnoten bracht ik aan. Bij verdere studie bleek het belang van de Kronijk voor de geschiedenis veel en veel groter te zijn dan men aanvankelijk dacht. Dit geldt niet alleen voor de locale geschiedenis maar ook voor de historie van Noord-Brabant. De Kronijk toch bevat talrijke onbekende gegevens over de Tachtigjarige Oorlog, over de tijd van de Politieke Reformatie en vooral over de dertiger jaren van de vorige eeuw, toen de verhouding Nederland-België zo bijzonder pijnlijk was. De in het begin schaarsgespreide aantekeningen groeiden uit tot een wetenschappelijk apparaat waarin de oorspronkelijke lezing van het handschrift steeds is opgenomen. Gezien in haar historische ruimte blijkt de Kronijk van Heeze een merkwaardig licht te werpen op een tot nu toe weinig bekend verleden en heeft daarom recht op een verzorgde uitgave. Alvorens de eigenlijke inleiding te laten volgen, geef ik vooraf een kort geschiedkundig overzicht van de dorpen Heeze, Leende en Someren. | |||||||||
[pagina XII]
| |||||||||
I. Overzicht der historie van Heeze C.A. en SomerenA) Heeze cum annexisOmschrijving van het grondgebied. - De totale uitgestrektheid van deze heerlijkheid, wier oudste geschiedenis zich verliest tot in de eerste eeuwen van onze jaartelling, moet om en om de 12000 ha. hebben bedragenGa naar voetnoot(1). Haar begrenzing werd gevormd door de Tongelreep Westelijk, de Sterkelse Aa Oostelijk, door de Heerlijkheid Grevenbroek Zuidelijk, en liep naar het Noorden tot aan TongelreGa naar voetnoot(2). De respectieve delen van dit seigneuriale grondgebied zijn thans verdeeld over de gemeenten Heeze, Leende, Geldrop en MaarheezeGa naar voetnoot(3).
Kerkelijk goed. - In het jaar 784 of 785 schenkt een zekere Hodibaldus zijn persoonlijk bezit en ook alles wat zijn vader eens te Heeze had toebehoord aan de abdij van EchternachGa naar voetnoot(4). Een juiste begrenzing van het geschonken gebied is niet te geven, maar het is niet onmogelijk dat deze gift de hele heerlijkheid omvatte. Echternach behield dit uitgestrekt bezit tot kort na de tweede helft van de twaalfde eeuwGa naar voetnoot(5).
Allodiaal of eigengoed. - Men kan veilig aannemen dat de abten van Echternach een leek aanstelden om het bezit te Heeze te beheren en ook om daar in hun naam recht te sprekenGa naar voetnoot(6). Zoals overal elders haalde zo'n voogd het tijdelijk bestuur steeds meer naar zich toe en werd zo in feite heer van de heerlijkheidGa naar voetnoot(7). | |||||||||
[pagina XIII]
| |||||||||
De eerst genoemde Heer van Heeze is Herbertus die in 1172 het allodiaal goed Sterksel verkoopt aan de abt van AverbodeGa naar voetnoot(8). Het patronaatsrecht der kerken van Leende en Heeze met de aangehorigheden dat aanvankelijk ook bij de Heer was komen berusten, werd in 1285 opgedragen aan de religieuzen, de priorin en het convent van Keizerbosch van de Orde van PremonstreitGa naar voetnoot(9). 14 Januari 1334 brengt Willem van Hoorne voor het eerst de leenhulde aan de hertog van Brabant en verliest zijn goed onbetwistbaar het allodiaal karakterGa naar voetnoot(10).
Feodaal of leengoed. - Tot aan de Franse Tijd (einde der 18e eeuw) verbleef de heerlijkheid Heeze, Leende en Zesgehuchten beurtelings als leengoed aan de van Hoorne's tot 1615Ga naar voetnoot(11), aan de Renesse's tot 1659Ga naar voetnoot(12), aan de Snoeckaert's van Schaumburgh tot 1732Ga naar voetnoot(13), aan de Holbach's tot 1760Ga naar voetnoot(14) en sedertdien aan de Van Tuyll's van SerooskerkenGa naar voetnoot(15). Tot 1648 wordt de heerlijkheid regelmatig opgedragen aan de hertog van Brabant, later aan de Staten Generaal van de Verenigde Provinciën. Na de opheffing van het seigneuriale gebied vielen in de loop der jaren en wel tot op onze dagen bijna alle heerlijke rechten een voor een weg en bleef alleen de titel bewaard.
Zelfstandige eenheden. - Ten gevolge van de oprichting van de afzonderlijke gemeenten onderging de oude heerlijkheid een verdeling welke zich tot op 1925 heeft voortgezet. Bij Keizerlijk Decreet van 14 Mei 1810 werden Heeze, Leende en Zesgehuch- | |||||||||
[pagina XIV]
| |||||||||
ten gemaakt tot zelfstandige administratieve eenheden of gemeenten. 1 Mei 1921 werd Zesgehuchten gebracht onder de gemeente Geldrop en het cijnsgoed van de Oostrikkerstraat te Leende kwam voor een groot gedeelte met ingang van 1 Januari 1925 bij de gemeente Maarheeze. Het reeds veel vroeger in 1172 van de heerlijkheid afgenomen allodiaal goed Sterksel werd bij genoemd Keizerlijk Decreet van 14 Mei 1810 met de gemeente Soerendonk verenigd totdat beide plaatsen ook met ingang van 1 Januari 1925 haar zelfstandigheid verloren en thans deel uitmaken van de gemeente MaarheezeGa naar voetnoot(16). | |||||||||
B) SomerenUitgestrektheid van het gebied. - De oorspronkelijke oppervlakte van deze vrijheid heeft zich in hoofdzaak bepaald tot de begrenzing van de gemeente Someren gelijk deze was tot en met 30 April 1935Ga naar voetnoot(17). Wanneer we de grensgeschillen naar de zijde van het Weerter Bos buiten beschouwing laten, kunnen we zeggen dat Someren tot voornoemd tijdstip een uitgestrektheid bezat van 5863 ha.Ga naar voetnoot(18). Haar begrenzing bepaalt zich voornamelijk tot Maarheeze aan de Westzijde, tot Asten aan de Oostzijde, tot Nederweert aan de Zuidzijde en tot Lierop aan de NoordzijdeGa naar voetnoot(19).
De Heerlijkheid. - Tot in de 13e eeuw blijkt Someren een heerlijkheid te zijn geweest welke verbleven is aan de geslachten Van Someren's en aan die van De Rovere'sGa naar voetnoot(20). Er zijn evenwel ook sporen aanwezig waaruit men kan opmaken dat Someren in de eerste aanvang kerkelijk goed is geweest van het Lambertuskapittel te Luik. Hoe het ook zij, Someren wordt in 1212 al genoemd onder de parochies welke toebehoorden aan de Premonstratenser abdij van Floreffe. Reeds vroeg kwamen het begevingsrecht en de tienden der parochie als erfrecht van de custos van de kathedraal te Luik in handen van een edelman te Someren. Deze Henricus Kirse schonk deze rechten ten behoeve van de mannen- en vrouwenreligieuzen van Postel in 1224 gedeeltelijk aan de abdij van Floreffe, en vier jaar later in hun volle omvang aan Floreffe-Postel. Later in 1618, toen Postel autonoom werd, kwamen deze rechten uitsluitend bij haar terecht.
De Vrijheid. - 2 Juli 1301 had de verheffing tot vrijheid plaats. Someren verwierf samen met meerdere privileges ook stadsrechten of eigen bestuurGa naar voetnoot(21) Zo kwam Someren rechtstreeks onder de hertog van Brabant en na 1648 onder het gezag van de Staten Generaal. | |||||||||
[pagina XV]
| |||||||||
De Gemeente. - Bij het oprichten van de Nederlandse gemeenten bleef Someren een burgerlijke administratieve eenheid vormen. Haar grondgebied werd met ingang van 1 Mei 1935 vergroot met dat van de voormalige gemeente Lierop, zodat de totale uitgestrektheid thans 8063 ha. telt. | |||||||||
II. De kronijk en de dorpen Heeze, Leende en SomerenDe Kronijk of Aantekening der merkwaardige voorvallen binnen de gemeente Heeze en eenige omliggende dorpen en enkelde welken algemene belangstelling verdienen behandelt een tijdvak dat, in ronde getallen uitgedrukt, loopt van circa 1600 tot ongeveer het midden van de negentiende eeuw. Deze naar tijdsorde en veelal ook naar plaats gerangschikte berichten zijn een zuivere weergave van al die dingen waarvoor de auteur belangstelling had en welke hij ook belangrijk genoeg vond om ze op te tekenen. Zo wijkt de auteur bij het samenstellen van zijn Kronijk wel eens af van de chronologische volgorde en als hij zich bovendien nog buiten de locale sfeer begeeft, doet hij dit juist omdat het zijn interesse boeit. Om de waarde van de Kronijk te kennen is het nodig te weten, in hoever zij een bron van inlichting is en wat het gezag van de auteur betekent.
De bron van inlichting. - De Kronijk is inderdaad een bron van inlichting voor tijdvakken welke tot nu toe maar weinig bekend zijn: 1) De laatste jaren van de Tachtigjarige Oorlog, toen sedert de val van Den Bosch in 1629 allerlei krijgsbenden de Meierij onder de voet liepen en elkander het bezit betwistten. 2) De periode waarin de Politieke Reformatie slechts weinig succes vermocht te boeken, omdat de Katholieken zich niet bloot gaven en voor hun godsdienstoefeningen rustig over de grenzen trokken naar hun heikerken. 3) De tijd waarin de Roomsen door het bouwen van schuurkerken meer dan eens de grondslag hebben gelegd van een nieuwe dorpskern, waardoor de oude verlaten kerk geheel alleen te midden van de akkers is blijven staan als de enige herinnering aan de oorspronkelijke kern. 4) De moeilijke episode van de Belgische Opstand en de jaren van de Status-Quo waarin Noord-Brabant als grensgebied door langdurige inkwartieringen getroffen werd. 5) De eerste tijd na de definitieve scheiding van 1839 waarin de emancipatie van de dorpen zich langzaam begint te voltrekken.
Het gezag van de schrijver. - Uit de aangebrachte voetnoten blijkt dat de auteur zijn taak serieus heeft opgenomen en dat zijn gegevens bijna altijd historisch zeker zijn. Echte fouten heeft hij niet gemaakt. De door de auteur bijgevoegde tekeningen bezitten geen artistieke waarde, maar zijn documentair van groot belang. Zij geven een idee van het dorpsbeeld waarmee schrijver zozeer vertrouwd was en dat momenteel heel anders ligt. Door zijn taak zó op te vatten heeft kronijkschrijver blijk gegeven zin te hebben voor een critisch-historische werkwijze. | |||||||||
[pagina XVI]
| |||||||||
III. De kronijk als historische tekstDe auteur. - In het begin kon ik niet vermoeden wie wel de schrijver van de Kronijk mocht zijn. Later meende ik pastoor Joannes Gast van Heeze te moeten beschouwen als de auteurGa naar voetnoot(22). Ook hier bracht het vrij aanzienlijke parochiearchief van Heeze de oplossing. Een handschriftje van pastoor H.V.M. van Rijckevorsel van Kessel te Groot-Linden, dat thans nog aanwezig is op de R.K. Pastorie van Heeze en tot opschrift heeft De H. Nicasius en Familie, spreekt over de Chronijk van Hendrik Godefridus van Moorsel, Secretaris van Heeze, Leende en Someren. De drie citaten uit genoemde Chronijk welke pastoor Van Rijckevorsel van Kessel aanhaalt zijn identiek aan teksten van de Kronijk van Heeze, Leende en Someren: (Op) 18 Julij 1686 is te Heeze bij het afbranden der Pastorij verbrand de meid van den pastoor Egidius vander Voort, genaamd Petronella RaassensGa naar voetnoot(23). (Op) 27 Augustus 1794 de archieven van Heeze, Leende en Zes Gehugten door Antonij Looijmans na s Bosch overgebragtGa naar voetnoot(24). (Op) 15 Maart 1795 door Antonie Loomans de archieven van Heeze, Leende en Zes Gehugten uit Den Bosch weder te Heeze gebragt; voor heen en weder brengen heeft hij getrokke f. 30.-Ga naar voetnoot(25). Na deze vaststelling heb ik het handschrift van de Kronijk vergeleken met de stukken welke in het nieuw archief van Leende en Someren geborgen zijn - wegens de brand van het gemeentehuis van Heeze op 3 September 1943 was dit aldaar niet meer mogelijk - en kon daaruit duidelijk concluderen dat de Kronijk geschreven is door Hendrik Godefridus van Moorsel. Ook uit de Kronijk blijkt dat de auteur secretaris was der gemeenten Heeze, Leende en Someren: 16 Julij 1820 De Hr. H.G. van Moorsel tot secretaris van Someren aangesteld om met 1 Januarij 1821 in functie te tredenGa naar voetnoot(26). 1 Januarij 1821 (het nieuwe bestuur te Someren in functie gesteld en den eed afgelegd) te Someren als schout M. van Dremmen, als secretaris H.G. van Moorsel en ontvanger J. SackGa naar voetnoot(27). 23 Februarij 1824 benoemd en den 15 en 16 Maart beëedigd en in functie gesteld als secretaris van Heeze en Leende de Hr. Hendrik Godefridus van Moorsel, geboren te Dunkerken en secretaris te Someren, doch wonende te HeezeGa naar voetnoot(28). Kronijkschrijver stamt uit een bekend Meierijs geslachtGa naar voetnoot(29) en was de | |||||||||
[pagina XVII]
| |||||||||
zoon van Mr. Hendrik van Moorsel en Joanna Maria VonckenGa naar voetnoot(30). Vader van Moorsel was een verwoed Patriot en heeft juist in die tijd een bekendheid verworven welke aan maar weinig Patriotten is ten deel gevallenGa naar voetnoot(31). Het was in die woelige jaren dat Hendrik Godefridus van Moorsel de ouders op rijs zijnde te Duinkerken in Frankrijk geboren en te Maarheeze provincie Noordbraband gedoopt werdGa naar voetnoot(32). 17 October 1793 zag hij het levenslicht in de rue Roustot te DuinkerkenGa naar voetnoot(33) en ontving 14 October 1794 te Maarheeze onder voorwaarde het H. DoopselGa naar voetnoot(34). Hendrik Godefridus van Moorsel bleef ongehuwd, was candidaat-notarisGa naar voetnoot(35) en kapitein-kwartiermeester van de Nederlandse SchutterijGa naar voetnoot(36). In zijn jeugdjaren werd hij opgenomen in de garde d'honneur van Napoleon IGa naar voetnoot(37). Hij overleed 4 Juni 1851 om half vijf in de namiddag en werd op het Oude Kerkhof begravenGa naar voetnoot(38).
Bartholomaeus Kemps en de Kronijk. - Op zeven plaatsen is de Kronijk van Hendrik Godefridus van Moorsel aangevuld door de HoogEerw. Heer Deken Bartholomaeus KempsGa naar voetnoot(39). | |||||||||
[pagina XVIII]
| |||||||||
Deze werd 6 September 1836 te Leende geboren als zoon van Paulus en Romualda KeunenGa naar voetnoot(40), deed zijn studiën op het seminarie van het bisdom 's-Hertogenbosch, werd priester gewijd in 1861, werd daarna achtereenvolgens kapelaan te Helmond in 1862 (in de loop van het jaar 1868 was hij assistent te Dussen), pastoor te Bladel in 1881, idem te Heeze in 1884, deken van het dekenaat Valkenswaard in 1896Ga naar voetnoot(41), Ridder in de Orde van Oranje-Nassau in 1911, en overleed te Heeze op 2 Augustus 1916Ga naar voetnoot(42).
De samenstellende gedeelten van de Kronijk. - Het zijn: Eerst een gedeelte waarin kronijkschrijver met gebruik van het nodige bronnenmateriaal datgene heeft opgetekend wat vóór zijn tijd gebeurd isGa naar voetnoot(43). Vervolgens een gedeelte waarin kronijkschrijver heeft opgetekend wat tijdens zijn leven heeft plaats gehadGa naar voetnoot(44). En eindelijk een gedeelte waarin Kronijkschrijver tekeningen geeft van merkwaardige oudheden uit eigen omgevingGa naar voetnoot(45).
De bronnen van de Kronijk. - Uit de verklarende voetnoten valt te besluiten dat Hendrik Godefridus van Moorsel als secretaris van Heeze, Leende en Someren ambtshalve de beschikking had over het gemeentearchief, dat pastoor Joannes Gast hem documenten uit het R.K. Parochiearchief heeft ter hand gesteld, en dat schrijver voor het geven van bepaalde binnen- en buitenlandse berichten enige dagbladen, periodieken en boeken gebruikt heeft.
De tijd van het ontstaan der Kronijk. - De Kronijk dateert uit de jaren 1842 tot 1844. Kronijkschrijver begon zijn arbeid in 1842Ga naar voetnoot(46) en voltooide ze in 1844Ga naar voetnoot(47). Latere voorvallen heeft hij niet meer kunnen optekenen omdat het boek waarin zijn Kronijk was ingeschreven vol was. De tekeningen door auteur vervaardigd ontstonden op verschillende tijden. De eerste in 1839, de laatste in 1844Ga naar voetnoot(48). | |||||||||
IV. De kronijk als historisch document.De beschrijving. - De Kronijk of Aantekening der merkwaardige voorvallen binnen de gemeente Heeze en eenige omliggende dorpen en enkelde welken algemene belangstelling verdienen draagt de naam van Kronijk van | |||||||||
[pagina XIX]
| |||||||||
Heeze, Leende en SomerenGa naar voetnoot(49), van Kronijk van HeezeGa naar voetnoot(50) of van KronijkGa naar voetnoot(51). Ze berust in het Parochiearchief St. Martinus te Heeze. De HoogEerw. Heer Deken Bartholomaeus Kemps schreef onder de woorden Kronijk 1842 op het etiket Archivum parochiae S(anc)ti Martini Heeze en plaatste links van de titel op pagina 3 de parochiestempel in paarse inkt: de H. Martinus met als randschrift Sigillum Parochiae S(anct)i Martini Heeze. Het handschrift is uitgeschreven in een gebonden schrijfboek van 173 × 210 mm. Het herinnert aan dat type van registers welk bijna twee eeuwen geleden vrij veel op onze pastorieën werden aangetroffen. Ze zijn voor de geschiedenis niet zonder betekenis gebleven, daar meerdere heren pastoors deze ‘cahiers’ - ongetwijfeld om het handig formaat - hebben gebruikt als parochieregisters en voor het geven van de jaarlijkse rekening en verantwoording.
De Kronijk van Heeze heeft een erg versleten bruinieren rug, drie perkamenten hoeken - die van rechtsbeneden is verdwenen - en wordt door middel van twee linten, tussen de met bruinzwart ‘behangselpapier’ beplakte kaft. aangebracht, dichtgebonden. Van dit oorspronkelijk 160 pagina's tellend schrijfboek zijn de bladzijden 1, 2, 155, 156, 157 en 158 uitgesneden. Iedere pagina van dit autographisch geschrift - kopieën of drukken zijn niet bekend - bevat gemiddeld 17 regels tekst. De lijnen voor de tekst en de marge voor de jaartallen en data heeft kronijkschrijver eerst met potlood getrokken. De linkerbovenhoek van iedere bladzijde vermeldt meestal nog eens het jaartal. De binnenzijde van de kaft, de bladzijden 3 tot en met 23, en ook die van 136 tot en met 139 zijn onregelmatig beschreven. Tot pagina 23 schreef de auteur veelal tussen de lijnen om plaats te winnen voor eventuele aanvullingen. De bladzijden 136 tot en met 139 gebruikte hij helemaal. Hendrik Godefridus van Moorsel beoefende ook de ‘tekenkunst’. 13 afbeeldingen van oude gebouwen, kerken, enz. heeft hij op verschillende wijzen weergegeven: eerst een potloodtekening op pagina 140, vervolgens vijf pentekeningen op bladzijden 146, 149, 154, 159 en 160, en eindelijk zeven gewassen pentekeningen op pagina 141, 143, 144, 147, 151, 152 en 153. Aan de keerzijde van de Kronijk staat op bladzijde 154 en volgende een Schema Distributionis Praemiorum anno 1838 17 Aug. Dit wijst op een vroeger gebruik van de Kronijk als schrijfboek. De uitgesneden bladen duiden op een nog andere bestemming.
De Kronijk als schrijfboek. - De oorspronkelijke bezitter van het schrijfboek is de WelEerw. Heer Franciscus Marianus Joannes van Moorsel, conrector en rector van de Latijnse School te Helmond, en broer van Hendrik Godefridus van Moorsel. | |||||||||
[pagina XX]
| |||||||||
Het leven van deze priester is bekendGa naar voetnoot(52). Te Heeze geboren op 15 Juni 1806, ging hij in 1828 als conrector naar Helmond en nam in 1832 het ambt van rector waar tot aan zijn vertrek naar België in 1838. Tot aan zijn overlijden op 15 December 1871 bleef hij werkzaam in de zielzorg o.a. te Xhave (bisdom Luik), te Sint-Joost-ten-Noode en Etterbeek (aartsbisdom Mechelen) en beëindigde zijn loopbaan als beneficiant van de Sinte-Gudule te Brussel. Als dichter heeft hij enige verzen geschreven. Onder de woorden Kronijk 1842 op het etiket staat met rode inkt geschreven Rhetorica practica 1833. Op bladzijden 1 en 2 hebben dus ongetwijfeld aantekeningen gestaan over deze materie. Wat er gestaan heeft op pagina 155, 156, 157 en 158 valt niet meer te achterhalen. Later in 1838 schreef hij nog als rector van de Latijnse School te Helmond zijn nota's op over de prijsuitdeling van het afgelopen studiejaar. Op bladzijde 154 de Rhetorica, op 152 de Poesis, op 150 de Syntaxis, op 148 de Grammatica, op 146 de Figura Major, op 144 de Figura Minor, en op 142 de Historia. Toen Hendrik Godefridus van Moorsel dit schrijfboek in handen kreeg en er zijn Kronijk in wilde schrijven, veranderde hij de titel op het etiket, scheurde er drie bladen uit en liet de uitslag van de Helmondse prijsuitdeling zitten.
De inhoudsopgave. - Deze is duidelijk en bestaat uit de volgende delen:
De uitgave. - Het handschrift heb ik getrouw weergegeven. Aan de spelling veranderde ik niets. Waar het enigszins kon, heb ik de interpunctie bewaard. De tekst voorzag ik van twee soorten aantekeningen. De eerste reeks aantekeningen heeft betrekking op de tekst en herstelt deze waar het nodig is. Zoals gebruikelijk is heb ik deze tekstcritische nota's gecursiveerd onmiddellijk onder de tekst laten drukken. De tweede reeks aantekeningen verklaart de tekst en plaatst ieder voorval zoveel mogelijk in het eigentijds milieu. Door alles in de locale sfeer te willen zien, moest ieder daarbij betrokken persoon geïdentificeerd, elke voorname historische plek gesitueerd worden. Vandaar dat vele eigentijdse bronnen en publicaties vermeld en de bibliographie - soms tot op heden toe - moest worden opgegeven. Een enkele maal achtte ik een uitweiding nodig. Deze toelichtende nota's sluiten, van een volgnummer voorzien, en over twee kolommen verdeeld onmiddellijk aan bij de tekstcritische voetnoten. | |||||||||
[pagina XXI]
| |||||||||
In Aanhangsel A geef ik enige afbeeldingen van kerken welke in de Kronijk genoemd worden; verder enig kaartwerk dat het verschil in de ontwikkeling van het dorpsbeeld op het einde van de achttiende eeuw en dat van bijna honderd jaar later duidelijk doet uitkomen. In Aanhangsel B heb ik situatietekeningen ondergebracht welke nodig zijn om de ligging van de verschillende historische plekken in de Kronijk vermeld niet alleen te kunnen zien in het tijdsbeeld waarmede kronijkschrijver vertrouwd was, maar ook in dat van de tegenwoordige omgeving. Ten slotte heb ik een register van persoons- en plaatsnamen opgenomen.
Op het einde van deze inleiding past een woord van dank aan alle personen die geholpen hebben bij de totstandkoming van deze publicatie. Allen zonder uitzondering hier de revue te laten passeren is niet doenlijk. Het gevaar immers juist iemand te vergeten die het meest aanspraak kan maken op erkentelijkheid is heus niet denkbeeldig. Dit is geen beeldspraak, want het blijft waar, dat wie zich op het terrein van de geschiedvorsing heeft begeven, toch ondanks intens persoonlijke arbeid met betrekking tot de ondernomen taak noodzakelijk is aangewezen op de goodwill van talloze personen. Het zal mij daarom niemand euvel duiden, indien ik mij slechts tot enige namen beperk. Op de eerste plaats gaat mijn dank uit naar de persoon van de HoogEerw. Heer C. Berkelmans, pastoor-deken te Heeze, die mij het handschrift geheel belangeloos voor enige tijd toevertrouwde. Tijdens de arbeid aan de uitgave van de Kronijk liet hij mij de volle vrijheid gebruik te maken van zijn parochiearchief en betuigde hij herhaaldelijk zijn instemming met de voorgenomen publicatie. Ook het archief van de Ned. Hervormde Pastorie te Heeze werd voor me opengesteld en wel met een loyaliteit waarvoor ik de ZeerEerw. Heer Ds. J. van Benthem niet dankbaar genoeg kan zijn. Het kasteel te Heeze opende eveneens zijn poorten en het vrij aanzienlijk familiearchief van de kasteelheer stond te mijner beschikking. Menig voorval in de Kronijk verhaald kon alleen maar toegelicht worden met een document uit dit archief. Mijn dankbare hulde voor deze bewezen dienst aan de HoogWelGeboren Heer S.J. Baron van Tuyll van Serooskerken. Op het gemeentehuis van Heeze en op dat van vele andere plaatsen hebben talrijke ambtenaren veel voor de Kronijk gedaan. Nimmer was een op hen gedaan beroep vergeefs. Ik dank hen allen voor hun toewijding, voor hun belangstelling en voor hun geboden hulp. Verder ben ik dank verschuldigd aan de vriendelijke en steeds hulpvaardige Rijksarchivaris in Noordbrabant, Mej. Dra. E.H. Korvezee, die met haar trouwe ambtenaren mij op ieder uur van de dag het volle vertrouwen schonk en alles deed om prettig te kunnen werken. Ook de met arbeid-overstelpte archivaris van het Bisdom 's-Hertogenbosch, de ZeerEerw. Heer H. Hens, heeft recht op mijn erkentelijkheid. De diensten door hem bewezen zijn niet gering. Tot mijn schande moet ik echter zeggen, dat ik zijn lankmoedigheid meer dan eens en soms maar al te lang op de proef heb gesteld. Ik hoop dat hij me gaarne zal vergeven. De ZeerEerw. P. Dr. Gerlach Schummer O.M.Cap., archivaris van de Nederlandse Provincie der Paters Capucijnen te 's-Hertogenbosch, gaf toestemming om enige kerken uit het bekende Schetsenboek van Hendrik Verhees voor mijn uitgave te gebruiken. Voor deze tegemoetkomende geste mijn oprechte dank. | |||||||||
[pagina XXII]
| |||||||||
Als gevolg van een welwillende beschikking van ZExc. de Minister van Financiën werd ik in staat gesteld situatietekeningen te geven welke in normale omstandigheden niet voor publiciteit bestemd zijn. Een edele vriend, de Heer A.H. Roomer, vervaardigde deze tekeningen. Als een waar toegewijde heeft hij met het uiterste geduld en voortdurend reagerend op de minste aanwijzing van mijn kant deze uittreksels kunnen voltooien. Voor deze niet genoeg te waarderen hulp zeg ik hem openlijk dank. Thans richt ik mij tot de Gemeentebesturen van Heeze, Leende en Someren. Door het verlenen van geldelijke steun hebben zij deze voorgenomen publicatie doen effectueren. Ik dank hen voor hun zin van solidariteit. Het zij mij hier veroorloofd even in herinnering te brengen, dat het Gemeentebestuur van Heeze - overtuigd van de waarheid dat de Kronijk grotendeels op Heeze zelf betrekking heeft - hierin voor zich een leeuwenaandeel heeft opgeëist. Dit alles is niet weinig te danken aan de Edelachtbare Heer M.H. Cox, burgemeester van Heeze. Zijn vastbeslotenheid om kost wat kost de uitgave door te zetten heeft hem tenslotte over alle moeilijkheden doen zegevieren. Mijn innige dank hiervoor. Niettegenstaande de alom verkregen medewerking is de verklaring van de tekst uiteraard onvolledig gebleven. Gaarne had ik sommige punten wat meer willen belichten. De daarvoor benodigde gegevens ontbraken mij of waren zeer moeilijk te verkrijgen. Voor aanvullende gegevens en ook voor opbouwende critiek zal ik me steeds dankbaar tonen.
Op Onze Lieve Vrouw-Geboorte,
8 September 1952. |
|