Het leven van Elagabal is vooral in negatieve zin geschilderd door Dio Cassius en Herodianos (3e eeuw) en door Lampridius in de Historia Augusta uit het einde van de 4e eeuw. Het lijdt geen twijfel dat de jonge keizer geestelijk niet volwaardig was. De Pool Krasinski schetst in het toneelstuk Iridion 1836 de Poolse ondergang aan de hand van het Rome in de tijd van Elagabal, welke vergelijking ook nog in Quo vadis? 1896 van Sienkiewicz doorklinkt: steeds staat het onderworpen volk (Grieken c.q. christenen) op tegen de onderdrukker (de Romeinen). Voor de laat-19e-eeuwse decadenten echter is Elagabals leven aanleiding tot verheerlijking van de vrije zeden van de oudheid, die schril afsteken tegenover de verstikkende christelijke atmosfeer van hun tijd. Deze visie vinden we bijvoorbeeld bij Flaubert, Gautier, Huysmans, Ouida en Gide. L'agonie van Lombart 1888 moet bekend zijn geweest aan Couperus, toen hij zijn monumentale Berg van licht 1905-06 schreef. Van zijn werken was dit hem het liefst, en hij wist ermee groot opzien te zullen baren. Voor de schrijver is het androgyne karakter van Elagabal het belangrijkste: hij is gefascineerd door de vage grenzen tussen de geslachten. George zag in zijn gedicht Algabal 1892 deze Romeinse keizer, door hem gelijkgesteld met de bewonderde, kort tevoren overleden Ludwig ii van Beieren, als laatste antieke representant van een exuberant bestaan boven en buiten de menselijke maat.
Goedegebuure 1987; Riikonen 1978.