Van Achilleus tot Zeus. Thema's uit de klassieke mythologie in literatuur, muziek, beeldende kunst en theater
(1995)–Eric M. Moormann, Wilfried Uitterhoeve– Auteursrechtelijk beschermdAriadne,dochter van de koning van Kreta, Minos, en Pasiphaë. Ze wordt verliefd op de Atheense koningszoon »Theseus, naar Kreta gekomen om de Minotauros om te brengen. Voor zijn actie verschaft zij hem een bol draad om in het Labyrint af te wikkelen, zodat hij na het doden van de Minotauros de uitgang weer kan vinden. De twee vluchten daarna op Theseus' schip in de richting van Athene. Op het eiland Dia (later ‘Naxos’) scheiden hun wegen zich echter, hetzij omdat Ariadne wordt ontvoerd door Dionysos, hetzij omdat Theseus, in zijn trouweloosheid (in sommige versies geeft hij de voorkeur aan en vertrekt hij met Ariadnes zuster Phaidra of met Panopeus' dochter Aigle) of in zijn gehoorzaamheid aan een goddelijk bevel, haar in haar slaap op het strand achterlaat, waarna ze wordt gevonden door Dionysos. Ze wordt, naar Ovidius in de Fasti en de Ars amatoria beschrijft, de vrouw van Dionysos en wordt na haar overlijden door hem onsterfelijk gemaakt en naar de Olympos gevoerd.
In de kunst van de oudheid komt Ariadne overwegend in de hellenistische en Romeinse kunst voor en zien we op mozaïeken en schilderingen het vertrek van Theseus of haar ontmoeting met Dionysos op Naxos. Ariadne slaapt zittend met een arm op het hoofd of liggend, al dan niet in een mantel gehuld. Een enkele keer is zij met Theseus voor het Labyrint voorgesteld, reeds vroeg op een gouden plaatje in Korinthe ca. 660 en op enkele vazen uit de 5e eeuw, in de Romeinse tijd op een schildering in het huis van Marcus Lucretius Fronto in Pompeii. Bekend is een beeld van de zittende Ariadne uit het midden van de 2e eeuw v.C. in het Vaticaan te Rome. Waarschijnlijk hebben een bitter-verwijtende ‘brief’ van Ariadne in de Heroides van Ovidius en haar weeklacht in een gedicht van Catullus geleid tot de populariteit van het thema van de verlating van Ariadne in de literatuur en het theater vanaf de 16e eeuw: een gedicht van Underdowne 1566, toneelstukken van Hooft 1601 en 1614, Vondel 1644 (Rei der Bacchanten) en Th. Corneille 1672. Van een opera van Monteverdi/Rinuccini 1608 bleef alleen het beroemde ‘lamento d'Arianna’ bewaard. Zo'n lamento, dat gelegenheid biedt tot de expositie van allerhande emoties (van ontzetting, smart en verlatenheid tot, soms, een gelukkige vereniging met Dionysos), is het centrale element in enkele | |
[pagina 61]
| |
concert-aria's zoals van Haydn 1790 en van een groot aantal opera's in de 17e en 18e eeuw, van onder meer Cambert/Perrin 1660 en Conradi/Postel 1691 en een reeks werken op een libretto van Pariati van bijvoorbeeld Porpora 1714, Händel 1733 en A. Scarlatti 1760. De opera's van Cambert en Conradi sluiten aan bij de ontwikkeling in de 17e-eeuwse toneelliteratuur waarin de zusters Ariadne en Phaidra elkaars rivalen zijn in hun liefde voor Theseus: werken van Hardy 1606, Lope de Vega 1621, Calderón 1636 en Th. Corneille 1672. Meester van de Campana-cassoni, Ariadne op Naxos, begin 16e eeuw, paneel, 69 × 155 cm. Musée du Petit Palais, Avignon. Terwijl Ariadne slaapt, begeeft Theseus zich met haar zuster Phaidra naar het schip dat Ariadne in de volgende scène ziet wegzeilen. Wanneer het schip, dat een zwart zeil voert, Athene nadert, stort Aigeus zich van de stadsmuur in zee. Dionysos en de zijnen vinden Ariadne. De thiasos wordt afgesloten door Silenos op zijn ezel; op de achtergrond is een satyrfamilie zichtbaar.
Aan het eind van de 18e eeuw ontwikkelt Ariadne zich van een verlaten geliefde tot een edele, tragische gestalte, bijv. in een ‘melodrama’ (gesproken monoloog met muzikale begeleiding) van G. Benda 1775 naar Brandes & Gerstenberg 1767, een gedicht van A.W. Schlegel 1790, en een dramatisch gedicht van Herder 1802. Tot de opmerkelijke produkties in het muziektheater sindsdien behoren Strauss/Hofmannsthal 1912 (tweede versie 1916), waarin het Ariadne-verhaal thema is van een opera-binnen-een-opera, en een satirische ‘opéra minute’ van Milhaud/Hoppenot 1928. In de opera van Massenet/Mendes 1906 | |
[pagina 62]
| |
pleegt Ariadne na de verlating zelfmoord door verdrinking. In de beeldende kunst van de nieuwe tijd gaat het overwegend om de ontmoeting tussen Ariadne en Dionysos en de twee als liefdespaar, van Cima da Conegliano ca. 1500 en Titiaan 1523 tot Saraceni 1606-07, Van der Werff 1712, Lens ca. 1765 (Kon. Musea voor Schone Kunsten Brussel) en Turner 1840. Araldi ca. 1520 (Rijksmuseum Amsterdam) en de schilderessen Angelika Kauffmann 1782 en Sophie Rude 1826 beelden uit hoe Ariadne het schip van Theseus ziet wegzeilen. Van F. Bol is een portret van een wijnkoper en zijn vrouw in de gedaante van Dionysos en Ariadne bekend. Ariadne treedt voorts op in het gevolg van Dionysos (bacchanaal, liefdespaar); voor deze motieven, vaak bedoeld als verheerlijking van de jeugd en de liefde, zij verwezen naar Dionysos. Een enkele maal is zij als afzonderlijke gestalte afgebeeld, zittend op een panter (een aan Dionysos toegewijd dier): bijv. in beeldhouwwerken van Thorwaldsen 1798 en Dannecker 1814. Uit de beeldhouwkunst is voorts te noemen een reliëf van Donatello uit de tweede helft van de 15e eeuw in het Palazzo Medici te Florence. Meerdink 1939; Nicolai 1919; Webster 1966. |
|