| |
| |
| |
einde
Het begin van het einde van Forum speelde zich af in februari 1935, na de brief die Marnix Gijsen op 31 januari aan zijn Vlaamse mederedacteuren schreef. Zie daarvoor de notities bij IV 1, 19-30 en IV 11, 1049-1070. Op 4 februari kwam Gijsen terug op zijn voornemen van 31 augustus om uit de redactie te treden. Dat is ook het moment dat de aanleiding voor Gijsens verontwaardiging, ‘het beïroniseeren van de maagdelijkheid’ in Virginia en De jonge Indiesman op de achtergrond raakt.
De maagdelijkheid gaf toch blijkbaar de doorslag want er is geen protest bekend tegen de volgende zinnen uit Forum IV 2, 105-106: ‘Dát zijn zeden! Zijn lid en het geheim van zijn lendenen wieden om voor Jan en alleman een verlepte aars wijd open te stellen. Waarom kamt ge op uw kaken een geparfumeerden schoteldoek, terwijl aan uw onderbuik een gladgeschoren gorgel uitsteekt?’ Het verhaal gaat dat Hieronymus het werk van Persius, de schrijver van die zinnen, in het vuur geworpen heeft, een gebruik dat in 1935 een renaissance beleefde; maar blijkbaar vormden gladgeschoren gorgels geen bedreiging voor de maagdelijkheid. De enige die - schertsend - protesteerde was Du Perron (bijv. in VWdP VI, 638).
De algemene redactievergadering die in maart in Antwerpen gehouden zou worden, zou nu eerder komen en dan gewijd zijn aan ‘de rechten van de erotische literatuur in Forum’, zoals Roelants op 5 februari 1935 aan Ter Braak schreef (Roman, 64-66). ‘Blijkt het dat er geen voldoende punten van overeenstemming kunnen worden gevonden, dan moeten wij van beide zijden erkennen dat “samenhuizen” tenslotte onmogelijk is en dat na afloop van de begonnen jaargang uiteengaan of volledige reorganisatie van Forum nodig is.’ De punten waar het op aan kwam, waren ‘de samenwerking zoals zij zich vorig jaar heeft geuit moet een richtsnoer blijven; zoals politiek en godsdienst, tenzij in redelijke grensgevallen, uit Forum worden geweerd moet ook de erotische literatuur naar die Hollandse tijdschriften worden verwezen, die uit de aard van hun redactionele samenstelling daarvoor aangewezen zijn;’ het wederzijds toezenden van kopij moest systematisch voortgezet worden om redacteuren in de gelegenheid te stellen om bezwaren te maken; dat moest ‘als een civiliteit worden beschouwd en niet als een organiseren der censuur; is een eventuele vriendelijke wenk niet van aard om publikatie te vermijden, dan zien wij wel spoedig waar het met onze samenwerking heenmoet.’ En Gijsen wilde verklaren dat hij niet verantwoordelijk was voor publikatie van De Indiesman.
Een afschrift van deze brief ging naar Zijlstra die Roelants op 6 februari antwoordde dat hij het er als uitgever volkomen mee eens kon zijn (Roman, 66-67). ‘Gij kent mij genoeg om te weten, dat realisme en naturalisme niet door mij in de ban worden gedaan, tenzij de literaire schoonheid afwezig is. En van literaire schoonheid heb ik noch in De Indiesman, noch in Virginia iets kunnen bespeuren. [...] De gemiddelde lezer stoot zich spoedig aan [realistische of naturalistische bijdragen] en indien wij Virginia zouden hebben geplaatst, waren de gevolgen ongetwijfeld niet uitgebleven. Ik kan u wel zeggen, dat van Vriesland tegen de opname o.a. van Virginia is geweest en hij heeft daarmede blijk gegeven - dit zeg ik natuurlijk strikt tussen ons - van een beter inzicht dan de beide andere redacteuren, die vrees ik wel eens te veel het samen eens zijn.’ Op 11 februari schreef Zijlstra aan Roelants (Roman, 75): ‘Voor de goede orde
| |
| |
moet ik je nog even zeggen, dat van Vriesland mij later heeft opgebeld met de mededeling, dat hij niet tegen de opname van Virginia had gestemd.’
Op 9 februari antwoordde Ter Braak aan Roelants (Roman, 67-71) dat hij niets voelde voor een bespreking van ‘de rechten van de erotische literatuur in Forum’. De Vlaamse redactie had de onafhankelijkheid en de eigen verantwoordelijkheid van de beide redacties aangetast en bovendien: ‘Er is geen erotische literatuur als een zelfstandig genre, tenzij je daarmee zoudt bedoelen Sade of iets dergelijks. Als De Indiesman al tot het genre wordt gerekend, blijkt daaruit een provinciaalse mentaliteit, die niet de mijne kan zijn.’ Kopijruilen zou neerkomen ‘op controle van Rome op ons. Dat jullie rekening moeten houden met pastoors, biechtvaders en andere verheven instanties is een zaak, die ons niet aangaat, maar waarmee wij in onze afdeling geen rekening mogen houden, zonder ons door karakterloosheid belachelijk te maken.’ Gijsen hoefde ook geen désaveu van De Indiesman te plaatsen, want dat was ‘een onaangenaamheid aan ons adres, die gelijk zou staan met bv. een verklaring onzerzijds, dat wij het gedelireer van Urbain over Ruusbroec inferieur hadden gevonden.’ Ter Braak vermoedde dat er ‘pressie “van hogerhand” aan dit plotseling opgedoken moraliteitsgevoel tegenover ons immorele Hollanders en heidenen niet vreemd’ was.
Op 11 februari antwoordde Roelants (Roman, 72-75) ‘dat gij aardig bezig zijt u in principes te verschansen’.
Op 13 februari vergaderde de Nederlandse redactie met Zijlstra (Roman, 76-78). Ter Braak schreef aan Roelants dat de Nederlandse redactie niets voelde voor een désaveu van Gijsen, maar voorstelde dat voortaan in elke aflevering zou staan ‘dat de redacties ieder voor zich verantwoordelijk zijn voor de door hen beoordeelde bijdragen, of iets dergelijks.’ Zijlstra wou wel eraan meewerken dat Virginia niet zou verschijnen in de voor Vlaanderen bestemde oplage.
Op 18 februari antwoordde Roelants (Roman, 79-81) dat Gijsen op verzoek van de Vlaamse redactie een verklaring over De Indiesman had opgesteld, maar dat hemzelf die verklaring onaanvaardbaar voorkwam en dat het hem zou verwonderen ‘als Walschap en Herreman de ruime maat voor de ingediende verklaring wilden handhaven. Vermoedelijk zal Gijsen, die op publikatie gesteld blijft, dus toch heengaan, en op dit punt zal niemand hem volgen.’ De voorgestelde regeling met Virginia kwam de Vlamingen ‘allesbehalve gelukkig voor. [...] Als ik in Holland Virginia ten dans gelei, dan ook in Vlaanderen ...’
Op 8 maart reageerde Du Perron in een brief aan Ter Braak (BW III, 150) op het feit dat Gijsen nog niet uit de redactie was en Virginia nog niet opgenomen. Hij hoopte dat ‘gewoon een kwestie van plaatsruimte - of nog “hangende” redactieconferenties - het stuk van Varangot hebben doen uitstellen. [...] Stel je voor dat Arthur Hille met “Jan Kut”, “friemelen”, “klooterige dienaar”, “hij lùlt”, “schijterigheid”, alles in volle letters, in Groot Nederland (namelijk op blz. 235-252 van jaargang 1935) compareert, voorafgegaan door Hélène Swarth en op den voet gevolgd door Top Naeff, Waldie van Eck en Eva Raedtde Canter. Zeg dàt eens aan Marnix de Kuische, en zeg er dan bij dat hij “m'n kloe-oeten kan kussen”, ja?’
| |
| |
De gemeenschappelijke vergadering werd verplaatst van 11 maart naar 18 maart naar 25 maart. Op 24 maart schreef Ter Braak aan Du Perron (BW III, 163): ‘Daar kan het heele Forum natuurlijk in diggelen gaan. Het beste lijkt me, dat ik aan het eind van het jaar uit de redactie ga en dat zoowel jij als ik voortaan medewerkers zijn, zonder eenige verantwoordelijkheid voor de leiding.’ Maar de vergadering werd alweer uitgesteld (BW III, 166).
Op 24 april kwam de Nederlandse redactie naar Antwerpen (BW III, 182). Maar ‘Walschap had een keeloperatie ondergaan en was daardoor nog niet rijp voor zulk een gewichtige discussie; en Marnix Gijsen had “vergeten” ons te berichten, dat de vergadering dus niet doorging. Hoffelijk was dat nu niet bepaald; nog minder hoffelijk is, dat ik tot op heden [Ter Braak schreef dit op 27 april] geen syllabe heb gehoord ter verontschuldiging. Wij troffen in Antwerpen alleen den nog zieken en natuurlijk geheel confusen Walschap, die eerst meende, dat wij heeren van de belasting waren en zich verborg, tot hij onze stemmen herkende en plotseling de deur opende achter zijn uitmuntend liegende dienstbode: “Meneer ies naar ien trouwfeest in Maeseijck ...” Tableau!’
De vergadering zou nu op 11 mei gehouden worden, een dag dat Du Perron toevallig ook in Brussel zou zijn. De vergadering ging weer niet door, maar Greshoff, Du Perron, Ter Braak en Varangot hebben elkaar wel gesproken. Du Perron zei bij die gelegenheid dat hij niet meer in Forum zou schrijven als Virginia er niet in kwam (BW III, 246). Greshoff wou wel proberen het in Groot Nederland op te nemen, en Varangot voelde daar wel voor (Roman, 133), maar het punt bleef: ‘Krijgen de roomschen hun zin in de holl. redactie, ja of neen?’ (Du Perron aan Ter Braak, 12 juli 1935; BW III, 261).
Op 1 juni was er nog geen vergadering geweest. Ter Braak zag nog wel een taak voor Forum, zo niet als principieel blad, dan toch publikatiebasis (BW III, 208). ‘Ik zoek dus naar een modus vivendi, die voor mij de juiste modus moriendi kan zijn. Zou Vestdijk niet beroemd genoeg zijn om in 1936 alleen of met ev. anderen de leiding te nemen? Hij komt steeds meer in de literaire richting, terwijl ik er steeds meer van afdwaal.’ Du Perron zag daar wel wat in, maar dan zou Vestdijk Marsman naast zich moeten hebben (BW III, 210).
Na een ‘dreigbrief’ van Ter Braak kwamen de Vlamingen op 13 juni naar Rotterdam (BW III, 216). Ter Braak was van plan ermee op te houden als er met ‘het geval Virginia dubbelzinnig omgesprongen’ zou worden. Ter vergadering bleek dat de Vlamingen ‘er al op gerekend hadden dat Virginia niet meer zou verschijnen! [...] Ik ben zoover mogelijk gegaan door voor te stellen met Varangot in relatie te treden over de verandering van een enkel woord; maar het oorverdoovend “allee, allee” bleek te beteekenen, dat Virginia in zijn geheel moest verdwijnen, anders traden Gijsen, Maurice en Walschap (!) af, terwijl de (n.b.) sociaal-democraat Herreman mee zou gaan. Toen het zoover was, demissioneerde ik. Vic, die overigens mijn standpunt loyaal heeft ondersteund (Vestdijk is met vacantie en zit ergens op de Veluwe), wilde toch tenslotte Virginia laten schieten, omdat hij het in De Vrije Bladen wilde publiceeren, maar hij wilde dat alleen doen, wanneer ik mijn bezwaren opgaf. Toen verklaarde Zijlstra ineens, dat hij er niet aan dacht Forum voort te zetten, als òf Maurice òf ik uit de redactie gingen. Dit bracht mij dus plotseling in een
| |
| |
zeer beroerd parket, aangezien nu mijn aftreden het verdwijnen van Forum beteekenen zou [maar dat had Ter Braak al verwacht, zie BW III, 216], en ik dit besluit niet kon nemen zonder Vestdijk te hebben geraadpleegd, voor wien Forum een levensbelang is. [...] Dat beteekent dus, dat Virginia alleen verschijnt, als ik bedank, en dat dan tevens in Dec. 1935 Forum ophoudt te bestaan.’ (Ter Braak aan Du Perron, 15 juni 1935; BW III, 222-223).
In een commentaar op deze brief (Roman, 88) concludeert Roelants dat Ter Braak zich wel erg in de verdediging gedreven voelde, en dat de ‘superbia’ van ‘raspaarden van de Nederlandse geest’ wel mooi is, ‘maar misschien moet men tot zelfspot en deemoed in staat zijn om er niet in het absurde mee terecht te komen.’
Vestdijk zou inderdaad aanblijven (BW III, 239). De waardering voor Vestdijk die toch al minder was dan in het begin van Forum, steeg er niet door en daalde nog meer toen Vestdijk niet bedankte voor het lidmaatschap van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde toen Marsman niet de Van der Hoogtprijs kreeg (zie notitie bij IV 7, 669-670).
Op 6 juli kreeg Ter Braak een brief van Zijlstra (Roman, 91) waarin die om een vlugge beslissing vroeg. De volgende dag antwoordde Ter Braak hem met een memorandum waarin hij meedeelde dat hij zich terugtrok uit algehele vermoeidheid en wegens de Vlaamse kwestie (BW III, 232), maar dat dat helemaal niet het einde van Forum hoefde te betekenen. Hij beval Vestdijk warm aan als zijn opvolger en deelde vertrouwelijk mee dat Marsman wel redacteur wou worden (Roman, 91-96).
Zijlstra antwoordde op 10 juli (Roman, 99) dat hij wat aarzelend stond tegenover Marsman want ‘er zijn enkele artikelen die ik van hem heb gelezen de laatste jaren, die van een dergelijke ruwheid zijn, dat ik die geest niet gaarne zou zien vertegenwoordigd in Forum.’ Al kwam hij ‘nog niet absoluut’ terug op zijn mededeling dat het heengaan van Roelants of Ter Braak opheffing van Forum betekende, wou hij toch zeggen dat opheffen hem zwaar zou vallen.
Ter Braak antwoordde (Roman, 99-101) dat er complicaties ontstaan waren, doordat er een conflict ontstaan was tussen Du Perron en Greshoff enerzijds en Vestdijk anderzijds over de houding van Vestdijk in de kwestie-Marsman/Maatschappij en dat Du Perron bovendien uit verontwaardiging over de kwestie- Virginia niet meer aan Forum zou meewerken (zie voor de discussie tussen Ter Braak en Du Perron BW III, 235-272). Ter Braak kon niet meewerken aan een blad waar Greshoff en Du Perron niet aan wilden bijdragen, en stelde een Nederlandse redactievergadering voor omstreeks 1 augustus en dan, als Vestdijk en Van Vriesland tenminste niet van plan waren om alleen door te gaan, de Vlamingen te schrijven dat Virginia geplaatst moest worden. Ze zouden dan wel aftreden en dat zou dan het einde van Forum betekenen, ‘maar wij kunnen natuurlijk alle mogelijkheden zorgvuldig overwegen.’
Op 17 juli schreef Du Perron (BW III, 271) dat hij zou blijven meewerken als Virginia geplaatst zou worden. Vestdijk zou ‘nu ook voor opname in ieder geval van Virginia stemmen.’ (BW III, 266). De stellingen waren betrokken voor de vergadering die op 29 juli gehouden zou worden.
Op 30 juli schreef Ter Braak (BW III, 277) ‘dat Virginia geplaatst wordt en dat dit òf Forum † beteekent (als de Vlamingen eruit gaan, want de exploitatie
| |
| |
gaat slecht in Nederland) òf het aftreden van Vic, om zeer gecompliceerde en m.i. formalistische redenen, waarover nader.’ De reden was (BW III, 279) dat Van Vriesland zich niet via Ter Braak de wet wilde laten voorschrijven door Du Perron. Vestdijk en Ter Braak stemden voor plaatsing. Daarna stelde Van Vriesland zijn mandaat ter beschikking, wat hij toch al gedaan zou hebben omdat hij vond dat Ter Braak hem niet genoeg gesteund had tegen Slauerhoff [zie blz. 15-16 van dit boek]. De Vlamingen zouden dus nu wel en bloc aftreden en kans op een andere Vlaamse redactie was er niet. ‘Immers de heeren schijnen al overleg te hebben gepleegd over een eigen Vlaamsch tijdschrift, en daarmee zou Forum nooit kunnen concurreeren, volgens Zijlstra. Het aantal Ned. abonné's is sedert 1932 niet toegenomen en is onvoldoende om een behoorlijk tijdschrift te onderhouden. Wel schijnt Zijlstra in ieder geval iets te willen houden, b.v. een driemaandelijkse publicatie of iets dergelijks.’ (BW III, 280).
Begin augustus bracht Zijlstra Roelants ‘bij een kortstondige vakantieontmoeting confidentieel op de hoogte van Menno ter Braak's voornemen om als redacteur af te treden.’ (Roman, 102). Roelants zei ook bereid te zijn om af te treden ‘om in een geheel frisse atmosfeer Forum een nieuwe kans te geven.’ Maar Zijlstra bleef erbij dat hij Forum zou opheffen als Ter Braak of Roelants ermee ophield. Greshoff en Ter Braak bespraken nu de mogelijkheid om Forum en Groot Nederland te combineren (BW III, 287) terwijl Ter Braak zich verkneukelde over de schrik van de Vlamingen als die zouden zien dat het septembernummer opende met Virginia. Maar op 2 september schreef Zijlstra aan Ter Braak (Roman, 104) dat hij Virginia had opgeschort omdat volgens hem de afspraak was dat hij voor 15 september met de Vlamingen zou praten en dat pas daarna een beslissing zou worden genomen. ‘Opname in het nummer zonder enig overleg met de Vlaamse redactie zou een slag in het aangezicht van de Vlaamse heren zijn en ik geloof dat dit niet bepaald in je bedoeling heeft gelegen.’ In zijn Roman vermeldt Roelants die afspraak nergens; aan het overleg over opname van Virginia heeft hij twee lezingen voor de Vlaamse academie en een boek gewijd.
Ter Braak was toen met vakantie en kwam pas op 7 september terug in Den Haag. Op 8 september schreef hij Zijlstra (Roman, 106) dat er besloten was ‘dat Virginia in ieder geval zou worden opgenomen; [...] Onderhandelingen die dit feit omzeilen, zijn volstrekt zinneloos geworden.’ Als Virginia nu niet in oktober geplaatst zou worden, zou hij onmiddellijk bedanken als redacteur. Een doorslag van deze brief ging naar Greshoff, waar Du Perron toen logeerde (Roman, 109; BW III, 293).
Eind september had Zijlstra een bespreking met de Vlamingen. De conclusies waren volgens Roelants (Roman, 118): ‘1. de vorige algemene redactievergadering te Antwerpen (15 juni? [Roelants vergist zich: het was 13 juni, en in Rotterdam]) is een “dialogue des sourds” gebleven; 2. van Vriesland en Vestdijk, weliswaar solidair met ter Braak, zijn milder gezind, om Forum te redden, maar verkrijgen niet de stap, die groot genoeg is om de Vlamingen voldoening te geven; 3. ter Braak sterkt zich ook buiten de redactie; 4. wordt Virginia gehandhaafd dan is bewezen, dat het principe van de absolute vrijheid toegepast wordt en aan de Vlaamse redactie, ondanks haar waarschuwing, aanstoot wordt
| |
| |
gegeven; 5. de Vlaamse redactie neemt geen genoegen met toegevingen, die bijkomstig zijn of tweeslachtig; 6. het is tijd om de knoop zus of zo door te hakken.’
Op 1 oktober schreef Zijlstra aan de Nederlandse redactie (Roman, 114-117) dat de Vlaamse redactie zou aftreden als Virginia werd opgenomen. Hij zou dan Forum opheffen. Hij vond het jammer dat bij ‘een verschil van mening tussen de Nederlandse en de Vlaamse redactie, voor zover wij weten voor de eerste maal’ Forum ‘opgeofferd’ werd, en herinnerde aan de toezegging van Van Vriesland Virginia te plaatsen in De Vrije Bladen en zijn eigen bereidverklaring honorarium en zetkosten te betalen. Hij vond het hele geval ‘een louter prestige-kwestie’ en vond het onjuist dat het al of niet meewerken van Du Perron de discussie had kunnen beïnvloeden.
Op 3 oktober stuurde Ter Braak een memorandum aan Zijlstra (Roman, 119; BW III, 297) waarvan afschriften naar zijn mederedacteuren en naar Du Perron gingen. Hij herinnerde eraan dat de Nederlandse redactie meteen tot duidelijke concessies bereid was geweest, maar dat de Vlamingen daar nooit iets anders tegenover gesteld hadden ‘dan vage verwijzingen naar de katholieke moraal’. Dat was volgens hem de kern van het conflict. Het stemde hem in ieder geval ‘tot oprechte voldoening, dat de ondergang van Forum iets uitstaande heeft met de beginselen, waarvoor het tijdschrift werd opgericht.’
In een begeleidend briefje aan Roelants stelde Ter Braak voor om een gemeenschappelijke slotverklaring te publiceren zonder overbodige details (Roman, 119).
Op 4 oktober schreef Roelants aan Zijlstra (Roman, 129) om hem te bedanken ‘voor uw telefoontje, hoewel het overbodig was. Ik heb wel begrepen dat Menno uw idee over onze absurditeit forceerde. Ik ken uw correctheid. Als wij voornemens zouden zijn iets buitensporigs te publiceren - b.v. een parodie op Politici zonder partij - zoudt gij de Nederlandse redactie begrijpen, die ondanks het grenstracé zou zeggen: dit kan niet onder één dak. Wij weten toch, Doeke, wat wij aan elkaar hebben.’
Op 7 oktober stuurde Roelants aan de Vlaamse redactie het concept rond van een brief aan Zijlstra (Roman, 131) waarin hij nogmaals de Vlaamse bezwaren samenvatte. Walschap en Gijsen gingen acoord met dat concept (Roman, 136) maar Herreman vond dat Ter Braak au fond gelijk had en kon het ook niet met zijn geweten in overeenstemming brengen ‘van enkel maar één uitzondering te spreken, daar het geval Virginia wel voor de Ned. redactie, maar niet voor mij meer een uitzondering was’; er was een gedicht van Richard Minne afgewezen, waar alleen Gijsen bezwaar tegen had, er waren problemen met Elsschot geweest (zie de notitie bij III 7, 640-649) en Brulez was ‘gevierendeeld’; hij liet Roelants liever voor de katholieke redacteuren schrijven en wou zelf een ‘minderheidsnota’ schrijven (Roman, 137-140).
De pers ging er zich nu ook mee bemoeien. Op 8 oktober verscheen er in het Algemeen Handelsblad een stuk van de Brusselse correspondent, F. Toussaint van Boelaere, waarin volgens Ter Braak (BW III, 302, 10 oktober 1935) ‘de hee le quaestie in jezuïetische verdraaiing werd gepresenteerd. Ik heb nu Maurice gesommeerd mij te berichten, of hij dat stuk kletsmajoor heeft geïnspireerd, ja of neen. Het praatje van Toussaint is n.l. geheel volgens de ideeën van de
| |
| |
Vl. redacteuren. “In het bijzonder de heer ter Braak” had aan “den schrijver Varangot” waarborgen gegeven, dat zijn stuk er in zou komen. Gelogen. Daarna “was het conflict bijgelegd, omdat de Ned. redacteuren overtuigd schenen”. Gelogen. Vervolgens “staken zij de koppen weer bij elkaar”. Gelogen. Enfin, het heele verhaal is pus uit stinkende wonden.’
In zijn sommeerbrief aan Roelants (9 oktober 1935; Roman, 144, zie ook 143-144) schreef hij ‘Op dit bericht van het Hbl. reageer ik weer met een weigering om van mijn kant indiscreet te zijn.’ Maar hij wou nu toch wel overleg over ‘de wijze waarop wij aan het publiek van de redenen die ons uiteen deden gaan, verslag zullen doen.’ Hij had namelijk sinds 13 juni niets meer uit Vlaanderen vernomen (Roman, 145). Hij stelde voor dat elke redactie een eigen verklaring zou opstellen, dat ze die bij elkaar zouden verifiëren en dat dan beide verklaringen afgedrukt zouden worden in het decembernummer.
Op dezelfde dag bezwoer Zijlstra Ter Braak en Roelants om niet te reageren in de pers, en vroeg Ter Braak om een concept op te stellen voor een verklaring in het novembernummer die ‘zo vriendschappelijk en algemeen mogelijk’ moest blijven. (Roman, 141 en 142).
Op 10 oktober verbrak Roelants het Vlaamse stilzwijgen met een brief ‘Aan mijn Nederlandse en Vlaamse mederedacteuren van Forum, alsmede aan de heer D. Zijlstra, directeur van Nijgh en van Ditmar N.V., Rotterdam’ (Roman, 147) waarin hij constateerde dat zijn streven om Forum in stand te houden mislukt was. ‘Hierbij deel ik u mede dat ik mijn persoonlijke vrijheid terugneem. Dit wil zeggen dat ik van alle verklaringen, nakaarterij, verantwoording en rechtzetting van vergissingen afzie. Uit een stroom van memoranda en persberichten is mij immers gebleken dat ik aan een verloren zaak nog veel twistgeschrijf zou moeten wijden, terwijl de thans reeds overdadige verwijdering tussen de diverse partijen nog zou worden vergroot. Ik hoop uit onze samenwerking vooral de prettige momenten te zullen onthouden, en verblijf met voor een ieder goedgekozen waardering, Uw Maurice Roelants.’
In een P.S. voor Ter Braak schreef hij dat het stuk in het Handelsblad niet door Vlaanderen was geïnspireerd. ‘Ikzelf zal geen inlichtingen geven aan de pers.’ En in een P.S. voor Gijsen schreef hij dat Herreman ‘niet in ons kamp vallen’ wou en dat Roelants nu verder weigerde te discussiëren ‘en zeker met R[aymond], die duidelijk “un point de chute” zoekt.’
Ter Braak dankte op 11 oktober hartelijk voor het briefje van Roelants (Roman, 149-150) maar wees hem erop dat hij geen kans zag ‘om een verklaring te produceren, die de mening van beide redacties zou weergeven’ en daarom een dubbele verklaring verreweg het beste vond. Maar Roelants bleef erbij (Roman, 151-152) dat hij geen initiatieven meer zou nemen ‘voor groepsgewijs optreden, nadat het groepsverband, ook bij ons, volkomen is mislukt. Herreman zal u schrijven.’ Als Ter Braak hem een verklaring kon voorleggen ‘waarover ik geen discussie meer moet aangaan, dan ben ik bereid, om u allen terwille te zijn, wanneer iedereen ze aanneemt, ze mede te ondertekenen, wat er ook moge instaan.’
Herreman schreef zijn brief op 13 oktober 1935 (Roman, 152-155). Hij legde er de nadruk op dat hij het jammer vond dat Virginia ‘om een kwestie van zedelijkheid’ afgewezen was door de katholieke redacteuren, maar dat hij ook
| |
| |
de zekerheid had dat Forum alleen gered had kunnen worden door het weglaten van Virginia. Hij had nu Roelants beloofd een tegenvoorstel te doen tegen het plan voor twee afzonderlijke verklaringen. Tegen afzonderlijke verklaringen bestond namelijk het bezwaar ‘dat de Vlaamse redactie niet eensgezind kan optreden, en dat de drie katholieke redacteuren, naar ik meen te weten, niet een verklaring wensen af te leggen die ik niet mede onderteken.’ Hij stelde nu het volgende concept voor een gezamenlijke verklaring voor: ‘Forum zal met januari ophouden te verschijnen, wegens het oprijzen van een meningsverschil dat weliswaar de persoonlijke vriendschap en wederzijdse waardering van de redactieleden niet aantast, doch een verdere samenwerking ongewenst doet voorkomen. Tegen het publiceren van een door de Nederl. redactie aanvaarde bijdrage hebben katholieke leden bezwaren van zedelijke aard ingebracht, die niet-katholieke redactieleden gemeend hebben te moeten afwijzen. Daar geen overeenstemming kon worden bereikt is besloten de uitgave van Forum te staken.’
Ter Braak antwoordde met een conceptverklaring die ongeveer gelijkluidend is aan de verklaring die tenslotte namens de Nederlandse redactie in Forum zou voorkomen. Zie voor de verschillen de notitie bij IV 11, 1030-1031.
Alle Vlamingen hadden bezwaren tegen dit concept van Ter Braak (Roman, 158-161); Herreman voelde uiteindelijk nog het meest voor de ‘lapidaire’ formule: ‘Met januari houdt Forum op te verschijnen’.
Ter Braak had inmiddels van zijn Nederlandse mederedacteuren hun amendementen op zijn concept gekregen (Roman, 162-163) en stelde, gezien de Vlaamse bezwaren, met Vestdijk samen een verklaring op die ‘(bijna gelijkluidend aan de vorige) dienen kan voor de Ned. redactie alleen.’
Gerard Walschap had nu ook een concept voor een Vlaamse verklaring opgesteld dat door zijn mederedacteuren bewerkt was (Roman, 166). Walschap vond alles goed. ‘Beste Maurice,’ schreef hij (Roman, 167), ‘Het is met mij zo ver gekomen dat ik voortaan alles zal ondertekenen, als men er maar mee ophoudt. Hoe is het mogelijk, hoe is het mogelijk!’
Het volgende bleek nog mogelijk te zijn.
Toen Ter Braak het novembernummer, met verklaring en met Virginia, had opgemaakt, verzocht Zijlstra hem schriftelijk om Virginia niet te plaatsen omdat de Vlamingen er immers tegen waren en omdat het hem persoonlijk onaangenaam was (BW III, 314). ‘Die brief was zoo gesteld,’ schreef Ter Braak op 3 november aan Du Perron, ‘dat ik er bijna niet meer aan kan twijfelen, of ik was bijna het slachtoffer geworden van een verdomd gemeene manoeuvre. Zijlstra en de Vlamingen schijnen er n.l. op gerekend te hebben, dat zij er in zouden slagen ons een sobere verklaring te laten publiceeren en dan Virginia “zoek te maken”. Met recht kun je hier van smeerlapperij spreken. Ik heb Zijlstra nu dit geantwoord: als Virginia niet in het Nov.-nummer verschijnt, treedt ik onmiddellijk af als redacteur en draag geen enkele verantwoordelijkheid meer voor de beide laatste nummers; tevens, dat ik mij in dat geval verzet tegen de nu opgestelde verklaring en die niet onderteeken. Van beide omstandigheden zal ik dan rekenschap afleggen aan het publiek in een verklaring, die ik aan de kranten zal verstrekken. Mijn geduld is op, en deze brief is mijn laatste concessie. Ik heb er nog geen antwoord op, maar de mogelijkheid bestaat nu, dat ik
| |
| |
morgen al geen redacteur meer ben. Deze slinksche streek, die natuurlijk in Brussel tusschen Zijlstra en Maurice is bekokstoofd, heeft me intusschen razend gemaakt en mijn brief aan Zijlstra is dus in krachttermen gesteld. Als zijn antwoord niet in alle opzichten bevredigend is, laat ik de bom barsten en vertrek bovendien (hoewel het voor mij allerlei zakelijke moeilijkheden zal meebrengen) op staanden voet naar een anderen uitgever. Het is nu welletjes. In ieder geval is het een geluk, dat onze redactioneele verklaring nog niet was verschenen.’ En op 7 november schreef hij (BW III, 318) dat Zijlstra bakzeil gehaald had en geschreven had dat Virginia in november geplaatst zou worden. ‘Als ik het nummer voor me zie, zal ik het gelooven, eerder niet; en dan staat nog te bezien, of er niet een nieuw smeerlapperijtje is gepleegd. Overigens is het me onbegrijpelijk, wat “Doeke” zich van deze gasaanval heeft voorgesteld; ik geloof zelfs niet, dat Maurice in het complot is geweest, maar dat hij stomweg bang was zijn Vlaamsche relaties kwijt te raken.’
In dit verband is het interessant op te merken dat Zijlstra op 11 november aan Roelants schreef (Roman, 174): ‘Je zult bemerken, dat in nummer 11 van Forum de Nederlandse redactie Virginia heeft opgenomen. De late verschijning van Forum deze keer is veroorzaakt door mijn verzet tegen deze publikatie, voor zover ik als uitgever invloed kon doen gelden. Dit heeft echter weer een hevige correspondentie met Ter Braak ten gevolge gehad, zodat ik tenslotte, erkennende dat de uitgever niet mag ingrijpen in redactionele aangelegenheden, de heren de vrije hand heb gelaten. Ik hoop dat de Nederlandse redactie thans het gevoel heeft, dat aan de eer is voldaan.’
Dat was het eind. Het laatste woord hebben in dit hoofdstuk anderen.
Anton van Duinkerken in De Tijd, 10 oktober 1935:
‘Het bericht dat het maandblad Forum [...] zal ophouden te verschijnen [...] kan in onze kringen niet anders dan gunstig ontvangen worden. [...] Dat het Belgische episcopaat de medewerking van katholieken zou hebben verboden, zooals eenige bladen berichtten, blijkt inmiddels onjuist. [...] Gelukkig. Want het zou een schandaal zijn indien de katholieken door de kerkelijke autoriteiten gedwongen moesten worden tot het aanvaarden van een standpunt, dat zoo voor de hand ligt als het afwijzen der tendenzen van de Hollandsche redactie. [...]
Voor de letterkunde had Forum een onmiskenbare, maar evenzeer betreurenswaardige beteekenis. De voor poëzie ongevoelige redactie streefde ernstig naar een verandering van houding tegenover de Nederlandsche letterkundige traditie. Zij stelde Multatuli in de eereplaats, welke door Vondel werd ingenomen. [...] Een anti-katholicisme, in felheid aan het Duitsche anti-semietisme verwant, maar in suggestieve insinuatie-kracht dit verre overtreffende, was het geestelijk kenmerk van verscheidene medewerkers. [...]
Psychologie tegen metaphysica, deze strijd der moderne wijsbegeerte vond in de Forumredactie een met min of meer philosophisch bewustzijn verdedigd bolwerk. [...] Dat de katholieke redacteuren zich vrijmoedig en zelfs stoutmoedig konden vereenigen met eenigermate scabreuze bijdragen, laat zich lichter verklaren dan de omstandigheid, dat zij tot heden het oog gesloten hielden voor deze algemeene, destructieve tendens. [...]
Wat zal nu gebeuren?
| |
| |
Anton van Duinkerken
Indien het afscheid meteen een geestelijke verwijdering tusschen Ter Braak en Du Perron beteekent, is dit voor den eerstgenoemde een belangrijke winst. De weinig beduidende Greshoff, die het gezelschap meer in de schaduw dan in het licht liep, maar die als propagandist zich voor de Forumgroep beijverde, zal wel een onderkomen vinden, waar hij de vooroordeelen tegen de eeuwigheid in knusse tijdelijkheid kan vervolgen. De dichter Slauerhoff, reeds van Forum afgescheiden, omdat hij de persoonlijkheid van de programmatische “venten” onvoldoende hoogschatte, en de scherpzinnige criticus S. Vestdijk behoeven geen eigen tijdschrift om hun talenten te doen gelden. Eigenlijk had het Hollandsche Forum zich reeds overleefd. Het teerde op de Vlaamsche vernieuwing der literatuur, speciaal de romankunst.’
(Du Perron wilde op dit stuk reageren in Het Vaderland (BW III, 306 en 309-310), maar Ter Braak voelde daar niet voor omdat hij niets zou publiceren over de kwestie voordat de redactieverklaring verschenen was, en omdat het stuk van Van Duinkerken ongesigneerd was. Het stuk is opgenomen in VWdP VI, 631-640).
Willem Elsschot aan J. Greshoff, 15 november 1935 (brief in collectie-De Ridder LM):
‘Jammer van Forum. Belachelijk tevens! 't Heeft echter ook zijn goede zijde, want nu krijg ik tenminste geen proza van Vestdijk meer in huis.’
Richard Minne in Vooruit (België), 24 november 1935:
‘De Forum-redakteuren hebben zich vergist, toen zij het wenschelijk achtten het
| |
| |
experiment van '90 [van Van Nu en Straks, waarin katholieken en niet-katholieken samenwerkten] in onze dagen te herhalen.
Dit experiment is totaal overbodig geworden.
Daarmee bedoelen we geenszins dat er thans niet meer valt op te ruimen.
Maar deze kritische aktiviteit moet zich in onze dagen juist tegen degenen richten, met dewelke de niet-katholieke Forum-redakteuren een koopje meenden te kunnen afsluiten en die ons, onder de mom van de katholieke zedeleer, een nieuw konformisme willen opdringen.’
C.L. Sciarone aan Menno ter Braak, 24 december 1935 (brief in LM):
‘Na lezing van Uw afscheidartikel in het laatste Forumnummer kan ik niet nalaten, U mijn spijt te betuigen over het feit, dat het tijdschrift, dat een reden van bestaan had, gaat verdwijnen. U zult mij wel willen gelooven, indien ik verzeker, dat deze spijt blijft bestaan, indien ik een alleszins begrijpelijke debutantengenegenheid daaruit elimineer.
Sta mij echter toe, dat ik één bedenking opper, die voortspruit uit de hoop, dat binnenkort een ander tijdschrift Forum, dat inderdaad voor enkelen in een behoefte voorzag, mag vervangen.
Is het wel noodzakelijk, dat een maandschrift wordt opgericht met de hoop ièts te veranderen in een land, waar men tot zelfs de randen van guldens en rijksdaalders toe tot zalving en stichting benut? En mocht dit al gelukken, zou een tot de intelligentie bekeerde Dr. Ritter niet even walgelijk blijken als de litteréére lady-auteurkiller van heden? Indien de weldenkenden zich aan de intelligentie verslingerden, zouden enkele menschen immers noodzakelijk de domheid moeten verdedigen! Achter elk begrip knort het zwijn, want de waarde ligt minder in maatstaven en begrippen dan in de persoonlijkheid, die ze hanteert.
Ik kan dus niet anders dan de hoop uitspreken, dat de wijding onzer cultuur weer zéér spoedig moge begeleid worden door een heilzame contradictie.
Hiervan zal een “intellectualist” niet afgeschrokken worden door de zekerheid, dat de cultuurdragers, éénmaal aan zijn groeve staande, vergevingsvol zullen zeggen: Hij bezat een gevoelige ziel, die hij met scherpen spot trachtte te pantseren. Men schakelt dan zijn werk wel in de algemeene wijding in, doch tijdens zijn leven heeft hij dan toch van hun verontwaardiging genoten en het geluk gekend, niet tot de weldenkende schare te behooren.’
Advertentie in het Nieuwsblad voor de Boekhandel van 13 december 1935
| |
| |
Hieronder zijn artikelen en boeken opgenomen waarin Forum, bijdragen in Forum en medewerkers aan Forum behandeld zijn. In de bio- en bibliografische gegevens in dit boek zijn ook monografieën over de Forummedewerkers opgenomen en bij elke bijdrage zijn besprekingen genoemd van die bijdragen; over het algemeen hebben we die boeken en artikelen hieronder niet herhaald. Ze zijn via het personenregister te achterhalen.
Een werkelijke Forumbibliografie moet nog geschreven worden. We hopen dat onze lijst anderen zal inspireren tot het niet geringe werk dat daarvoor nodig is. De lijst begint met de afkortingen die in dit geboek gebruikt zijn.
Willem Mooijman
L. Mosheuvel
| |
afkortingen
AMVC |
Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven |
BW |
zie: Braak, Menno ter en Perron, E. du. Briefwisseling. |
DV |
zie: Vriesland, Victor E. van. Drievoudig verweer. |
LM |
Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum. |
OV |
zie: Vriesland, Victor E. van. Onderzoek en vertoog. |
RMZ |
zie: Minne, Richard. In den zoeten inval en andere gedichten. |
Roman |
zie: Roelants, Maurice. Roman van het tijdschrift Forum. |
VGE |
zie: Engelman, Jan. Verzamelde gedichten. |
VGK |
zie: Keuls, H.W.J.M. Verzamelde gedichten. |
VGvD |
zie: Duinkerken, Anton van. Verzamelde gedichten. |
VGvN |
zie: Nijlen, Jan van. Verzamelde gedichten. |
Vorm of vent |
zie: Oversteegen, J.J. Vorm of vent. |
VWE |
zie: Elsschot, Willem. Verzameld werk. |
VWM |
zie: Marsman, H. Verzameld werk. |
VWSl |
zie: Slauerhoff, J. Verzamelde werken. |
VWdP |
zie: Perron, E. du. Verzameld werk. |
VWN |
zie: Nijhoff, M. Verzameld werk. |
Foto's: Eva Besnyö (blz. 93) en E. van Moerkerken (blz. 78, 150 en 162).
Reprodukties: Hein de Bouter.
Typografische verzorging: Jan Kuiper.
Druk: Semper Avanti - Den Haag. |
|