| |
| |
| |
zesde nummer Gedateerd: Juni 1932
| |
I 6, 337-348 Terugblik op Schnitzler
Elisabeth de Roos
Naar aanleiding van Arthur Schnitzler, Flucht in die Finsterniss, Fischer, Berlin, 1931.
| |
I 6, 349 Gevangenisliederen van het spaansche volk [g]
Hendrik de Vries
Opgenomen in Hendrik de Vries, Coplas, De Spieghel, Het Kompas, Amsterdam, Mechelen, [1935].
| |
I 6, 350-360 Het verboden rijk [6]
J. Slauerhoff
I 6, 361-365 Noodklok [g]
Jaap van Gelderen
bio- en bibliografische gegevens
Jacob Johan van Gelderen werd geboren op 18 juni 1887 in Harlingen en overleed op 16 juni 1943 in Den Haag. Hij was advocaat in Hilversum en in Amsterdam.
Hij publiceerde in 1932 in Groot Nederland vertalingen van zangen van Horatius, later opgenomen in Horatius, Zangen, vertaald door Jaap van Gelderen, De Spieghel, Het Kompas, Amsterdam, Mechelen, 1933.
Brieven in LM.
Ter Braak aan Du Perron, 7 april 1932 (BW I, 173-174): ‘Over de poëzie van Jaap v. Gelderen ben ik niet zoo erg enthousiast. Ik vind het op het kantje van rhetorisch en die Hetze tegen Japan ruikt werkelijk naar Erich Wichmann. Waarom zou Europa zooveel heiliger zijn dan Japan?’ (Het oordeel van Du Perron was gunstiger; BW I, 172, waaruit blijkt dat het gedicht met een begeleidende brief van A. Roland Holst was ingezonden).
Du Perron aan Ter Braak, 12 december 1937 (BW IV, 216) naar aanleiding van de toegenomen dreiging van Janpan: ‘En wat kan onze brave Jaap van Gelderen uit Forum 1e Jrg. trotsch zijn!’
| |
I 6, 366-379 D.H. Lawrence en de erotiek
E. du Perron
De manier waarop dit stuk in Forum was afgedrukt (steeds vier puntjes in
| |
| |
plaats van drie; andere correctie-aanwijzingen van Du Perron waren ook niet uitgevoerd) wekte de heftige woede van Du Perron (BW I, 215) die leidde tot een felle uiteenzetting van Ter Braak (BW I, 218) en een discussie over ‘controle’, ‘kritiek’ en ‘veto’ in de redactie, die op 18 juni 1932 besloten werd (BW I, 237).
Zie ook I 7, 466-467.
Opgenomen in E. du Perron, De smalle mens, Querido, Amsterdam, 1934; en in VWdP II, 421-433.
| |
I 6, 380-381 Ambrosia [g]
Jan Engelman
Bedoeld als antwoord op Démasqué der schoonheid van Menno ter Braak (BW I, 503-504).
| |
bio- en bibliografische gegevens
Johannes Aloysius Antonius Engelman werd geboren op 7 juni 1900 in Utrecht. Was kunstredacteur van De Tijd, De Nieuwe Eeuw en Het Centrum. Na de oorlog docent aan de Jan van Eyckacademie in Maastricht.
Hij debuteerde in 1924 in Roeping en richtte in 1925 met Willem Maas en Henk Kuitenbrouwer De Gemeenschap op. Ten tijde van Forum publiceerde hij ook in De Gids (1932, 1935), Roeping (1932), Helikon (1933, 1935), De Stem (1933), Dietsche Warande en Belfort (1933, 1935) en De Gemeenschap (1934, 1935).
Bibliografie in Documentatiedienst LM/AMVC; ook Jan H. Cartens, Jan Engelman, Desclée de Brouwer, Brugge, 1960 en Jan H. Cartens, Orpheus en het lam, Jan Engelman en H. Marsman 1925-1940, Raam, Ambo, Tilburg, Utrecht, 1966.
Documenten, brieven en knipsels in LM en AMVC.
Du Perron was ‘zeer voor’ dit vers: ‘-zeer poésie pure’ (BW I, 175). Ter Braak eerst ook: ‘Alle poésie pure [...] behoort bij mijn ruik- en tastorganen en die zeggen bij een friction-Engelman altijd: ja!’ (BW I, 177). Roelants had wel bezwaren (BW I, 182) en toen bleek Ter Braak toch niet meer ja te zeggen tegen deze friction en wou ‘zelfs de mogelijkheid niet uitgesloten acht[en], dat E. ons hier à la Guido met een nieuwe Julia wil vernachelen.’ (BW I, 183). Toen Ter Braak Engelman schreef dat het vers niet zou worden opgenomen, dreigde Engelman zich terug te trekken als medewerker. De zaak werd bijgelegd. Opgenomen in Jan Engelman, Tuin van Eros en andere gedichten, Querido, Amsterdam, 1934; en in VGE.
| |
I 6, 382-388 Ars Moriendi
S. Vestdijk
Geïnspireerd door Gistoux, het ‘kasteel’ van Du Perron (BW I, 180). Het is het prozadebuut van Vestdijk (BW I, 188).
| |
| |
Jan Engelman
Jan Vercammen, 1935
| |
| |
Ter Braak aan Du Perron, 15 april 1932 (BW I, 188): ‘Het is prachtig, en volkomen zijn stijl, de “dichte romantiek”.’
Opgenomen in S. Vestdijk, De dood betrapt, Nijgh en Van Ditmar, Rotterdam, 1935.
| |
besprekingen
E. du Perron in Groot Nederland, december 1935, blz. 562 (VWdP VI, 15-27). Boekenschouw 29 (1935-1936), blz. 84:
‘Het is te hopen dat Vestdijk zich ontworstelt aan de demonen die zijn sterken en scherpen geest in hun klauw hebben.’
| |
I 6, 389 In memoriam Rik [g]
Jan Vercammen
bio- en bibliografische gegevens
Jan Vercammen werd geboren op 7 november 1906 in Temse. In 1925 werd hij onderwijzer en ging later ook pedagogiek studeren in Gent, waar hij in 1940 promoveerde. In dat jaar werd hij inspecteur van het lager onderwijs.
Hij was redactiesecretaris van De Tijdstroom (1930-1934) en redacteur van De Gemeenschap (1936-1941) en De Schakel (1936-1940). Ten tijde van Forum publiceerde hij ook in Helikon (1932-1935), Dietsche Warande en Belfort (1932-1935), De Vlaamsche Gids (1934), De Gemeenschap (1934), Roeping (1935), Voetlicht (1935-1939), Volk (1935-1941) en in pedagogische tijdschriften.
Bibliografie in De andere Jan Vercammen ook 60, De Runberg, Koekelare, 1966; zie ook het Jan Vercammennummer van Pan, Oostvlaams Bulletin voor letteren en kunst, mei 1965.
Opgenomen in Poëties bericht der post-ekspressionistiese generatie in Vlaanderen, Excelsior, Brugge, 1933.
| |
I 6, 390 Epitaaph [g]
J. Slauerhoff
Opgenomen in VWSl III, 212.
| |
I 6, 391 Volkswijze [g]
J. Slauerhoff
Opgenomen in VWSl III, 174.
| |
I 6, 392-395 Pallieter en de antipallieter
J. Greshoff
| |
| |
Naar aanleiding van Paul van Ostaijen, De bende van de stronk, Avontuur, Antwerpen, 1932, en Joris Vriamont, De exploten van Tabarijn, Stols, Maastricht, Brussel, 1932.
| |
I 6, 396-397 Panopticum. De gymnastiek der opdrachten
M[enno]. t[er]. B[raak].
Opwekking om voorzichtig te zijn met opdrachten in boeken in de geest van: ‘Dies Werk übertrug ich für Paula, denn es gehört den Liebenden die nicht von dieser Welt sind.’
Zie voor een opdrachtenprobleem van Ter Braak de notitie bij II 1, 1-33.
| |
I 6, 397-398 Panopticum. Brief aan een leeraar
E. d[u] P[erron]
Naar aanleiding van J. de Gruyter, Het leven en de werken van Eduard Douwes Dekker, 1920.
De leraar in de opdracht is Menno ter Braak.
Ter Braak aan Du Perron, 28 april 1932 (BW I, 201): ‘Je P.S. over Potgieter-Multatuli moet je beslist omwerken tot een stukje! Het is allemachtig aardig en juist heftig geïnspireerd.’ Het PS is verloren gegaan (BW I, 505).
Opgenomen in E. du Perron, Blocnote klein formaat, Boucher, 's-Gravenhage. 1936; en in VWdP II, 448-449.
| |
I 6, 398-400 Panopticum. De arbeider in de taaltuin
M[enno]. t[er]. B[raak].
Reactie op de inleiding van het eerste nummer van Onze Taaltuin, Maandblad voor de Wetenschap der Taal als Volksuiting, Nationale Cultuurschat en Instrument voor Schoone Kunst, onder redactie van prof. dr. Jac. van Ginneken en prof. dr. G.S. Overdiep.
Ter Braak vraagt zich af: ‘zou het geen aanbeveling verdienen, ook Haje in de redactie op te nemen? Naar verluidt, kan de man het verlies van zijn Taalschut in de Groene maar niet vergeten; en hij voelt ongetwijfeld veel voor het klank-en-kleur-tuinieren in Onzen hof ...’
Opgenomen in het hoofdstuk Journaal van het tweede gezicht in Menno ter Braak, Het tweede gezicht, Boucher, 's-Gravenhage, 1935; en in VWtB III, 524-526.
| |
I 6, 400 Panopticum. Gulden woorden van groote schrijvers
Citaten uit Geschenk, ter gelegenheid van de Ned. Boekenweek 1932; ‘saamgelezen door M.t.B.’. |
|