Forum: brieven, citaten, dokumenten en knipsels
(1969)–Willem Mooijman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
inleidingMenno ter Braak en E. du Perron in Spa, juli 1932
... het ding dat we samen in Gistoux hebben opgericht ... De belangstelling voor Forum neemt de laatste tijd toe. Dat blijkt uit een groeiend aantal publikaties over onderwerpen die met het tijdschrift en zijn medewerkers verband houden. De aandacht voor de persoon en het werk van voornamelijk Ter Braak en Du Perron riep de herinnering op aan het tijdschrift waarin zij zich onbelemmerd konden poneren. En de tijd is rijp voor de onpersoonlijke herinnering die geschiedschrijving heet. Forum is definitief historie geworden. De jongeren van toen schrijven hun mémoires, velen zijn al heengegaan, hun brieven zijn gepubliceerd of voor een groot deel toegankelijk geworden. Voor de jongeren van nu, hun geestelijke kleinkinderen, is Forum geheel en al verleden, mogelijk object van onderzoek. Is er enerzijds de gegroeide afstand die een verklaren noodzakelijk maakt van wat eens vanzelfsprekend was, anderzijds wees een bepaald aspect van de literaire problematiek van de zestiger jaren terug naar de tijd van Forum. Het tijdschrift Merlijn stelde, zij het met andere accenten, een problematiek aan de orde die veel verwantschap vertoont met die, welke aanleiding was tot de oprichting van Forum. Het structuralisme met zijn ergocentrisch uitgangspunt en de bestrijding die het ondervond, hernieuwde de belangstelling voor de controverse, die naar de formule van Bloem wordt aangeduid met de woorden | |
[pagina 6]
| |
‘Vorm of Vent’. Het is geen toeval, dat één der Merlijnredakteuren, Oversteegen, een uitvoerige studie wijdde aan de ontwikkeling van beide standpunten tussen de twee wereldoorlogen.Ga naar eind1 In zekere zin is Merlijn de antipode van Forum.Ga naar eind2 Wie, zoals Oversteegen, Forum ziet als vertegenwoordiger van een bepaald theoretisch en kritisch uitgangspunt, neemt de leer van het program voor het leven van het tijdschrift. Oversteegen doet dat welbewust. Nadat hij, in antwoord op de vraag wie er behoorde tot de Forum-groep, een lange reeks medewerkers en zelfs redacteuren heeft uitgesloten, schrijft hij: ‘Het lijkt dan maar het beste om te zeggen, zoals trouwens vaak gedaan is: Forum had een kern van maar twee schrijvers, Du Perron en Ter Braak, en verder een hele stellaire wereld van medewerkers die zich op uiteenlopende afstanden in ellipsbanen om deze dubbelzon bewogen. Dat wil ook zeggen dat na de tweede jaargang het “ware” Forum niet meer bestaat, en zo hebben de twee Nederlandse redakteuren van het eerste uur het inderdaad gevoeld.’Ga naar eind3 Vanuit Oversteegens standpunt is dat zeker een redelijk perspectief, maar wel lijkt het gewenst te benadrukken, dat het slechts één mogelijke visie is, waarnaast plaats is voor de historische werkelijkheid van een blad dat bestond uit vier jaargangen, die zijn gevuld door een groot aantal medewerkers met zeer uiteenlopende achtergronden en opvattingen: men denke slechts aan redakteuren als Roelants, Walschap, Gijsen, Herreman, Vestdijk, Van Vriesland. Het perspectief van het ‘ventisme’ is niet alleen redelijk, het is ook aantrekkelijk: het levert immers een coherent beeld, dat een schakel vormen kan in de geschiedenis van de literaire kritiek. Het is niet eenvoudig om zich er aan te onttrekken: het stemt overeen met de visie van Ter Braak en Du Perron in hun briefwisseling, naast de jaargangen van het tijdschrift zelf, de belangrijkste bron voor onze kennis van Forum. Een tentoonstelling zoals die in dit najaar wordt gehouden en de documentatie die volgt, kunnen helpen om het gangbare beeld te retoucheren.
Du Perron verwijst voor de voorgeschiedenis van Forum (zíjn Forum, wel te verstaan) naar Tegenonderzoek. ‘Vanaf het gesprek tot [sic] Slauerhoff en mijn eerste stuk over jou, is het deze voorgeschiedenis’, aldus schrijft hij aan Ter Braak.Ga naar eind4 Het door Du Perron bedoelde stuk dateert van 4 september 1930. Het is een juichende bespreking van Het carnaval der burgers. Du Perron aanvaardt zonder reserve Ter Braaks analyse ‘van een der poignantste problemen van het bestaan’, de tegenstelling dichter-burger. ‘De fantasie, de droom, de verheffing, blijven onverbrekelijk verbonden aan het gezond verstand, de klasseerlust, de verstening.’Ga naar eind5 Ter Braak heeft zich met dit boek op Europees peil geplaatst. Het bewijst, aldus Du Perron, ‘de mogelijkheid van een verbond tussen intellect - cerebraliteit, als men wil - en dichterschap.’Ga naar eind6 Hij geeft hier een korte omschrijving van wat Ter Braak later, in zijn Démasqué der Schoonheid, zou uitwerken als le bon genre. Het Gesprek over Slauerhoff verscheen oorspronkelijk in december 1930 in De Vrije Bladen, zonder het Naschrift, dat wel in Tegenonderzoek werd opgenomen.Ga naar eind7 De dialoog tussen een Ik en wat Marsman noemde ‘een seniel classicistisch oud wijf’Ga naar eind8 is niet alleen een pleidooi vóór en verdediging van het werk van Slauerhoff, maar tevens de formulering van een eigen standpunt. Du Per- | |
[pagina 7]
| |
ron zoekt, als lezer, in het werk de mens, zijn tegenstander zoekt het werk als zodanig en daarin de schoonheid. De Hij is een Leopold, een Nijhoff, of beter, een karikatuur daarvan. De beide standpunten veronderstellen een voorkeur voor verschillende soorten poëzie. Du Perron wil niet beweren, dat de ene soort beter is dan de andere. ‘In laatste instantie gaat trouwens iedere vergelijking mank en is ieder gedicht dus ook iedere dichter, op zichzelf uniek.’Ga naar eind9 Niet Du Perron, de tegenstander hanteert een absoluut oordeel. Bij Du Perron is slechts sprake van een voorkeur. In het NaschriftGa naar eind10 probeert hij zijn tegenstander te concretiseren. De waardering voor de twee soorten poëzie, die à la Slauerhoff en die à la Leopold, wordt gekoppeld aan het generatieverschil, een grens die niet zozeer bestaat, alswel zou móeten bestaan: ‘[...] mijn enthousiasme en grieven zouden eigenlijk die moeten zijn van Marsman (met zijn herhaalde sneers tegen de preraphaëlieten), van Ter Braak, van alle jongeren die werkelijk weerzin voelen, niet alleen uit mode of in theorie, tegen een zekere “literatuur”.’Ga naar eind11 Het werven van de troepen is hier begonnen: Ter Braak, maar ook Marsman. De vijanden worden aangewezen: Bloem, Gossaert, Van Eyck, Buning. De inzet van de strijd is het nieuwe in Slauerhoff, dat door de vorige generatie niet als gelijkwaardig, zij het anders dan het eigen, gecanoniseerde werk, wordt erkend. In het najaar van 1930 leren Ter Braak en Du Perron elkaar persoonlijk kennen.Ga naar eind12 De publikatie van de bloemlezing PrismaGa naar eind13 door de Vrije-Bladenredakteur Binnendijk is voor hen aanleiding om de kwestie van de poëzie nogmaals aan de orde te stellen.Ga naar eind14 Prisma wil blijkens de inleiding een tegenhanger zijn van Costers bloemlezing Nieuwe Geluiden. ‘Niet een bepaalde of onbepaalde liefde voor sommige dichters richtte de keuze, doch de liefde voor de poëzie en de overtuiging, dat deze poëzie een bijzondere kracht moet zijn, die scheppend en niets dan scheppend van karakter is.’Ga naar eind15 Binnendijk stelt, dat zijn uitgangspunt is geweest het werk. Dat werk moet bepaalde kwaliteiten bezitten om de paradox van het expressionisme, communicatie met de lezer op basis van een hoogst persoonlijke expressie, te kunnen doorbreken. De vorm moet creatief zijn om het contact met de lezer tot stand te brengen en hem te dwingen tot aanvaarding van de hoogst individuele visie van de dichter. Anders gezegd, de creatieve vorm verleent toegang tot het gedicht. Doordat Binnendijk de nadruk legde op de vorm, kwam hij in conflict met Ter Braak,Ga naar eind16 voor wie de vorm verstening, en in laatste instantie de dood van het dichterlijke betekende. Du Perron wordt vooral gehinderd door het gebrek aan oorspronkelijkheid dat vele in de bloemlezing opgenomen gedichten kenmerkt.Ga naar eind17 De term creatief, die volgens Ter Braak afkomstig was van Nijhoff, bracht Du Perron op het spoor van Marsman, die zeer tegen zijn zin in de discussie werd betrokken. Tegenover Marsman keert Du Perron terug naar een thema uit het Gesprek over Slauerhoff. Hij eist niet het absolute gelijk voor zichzelf, hij eist van de tegenpartij de erkenning van het goed recht en de zinvolheid van zijn eigen standpunt. In het epigonisme bestrijdt hij de uitwassen van het formalisme, het standpunt zelf laat hij ongemoeid als zijnde de verdediging van een voorkeur die de zijne niet is, maar met het bestaan waarvan hij vrede hebben kan, zolang het op niveau wordt beleden: Van Ostaijen, Marsman, Engelman. ‘Onze aanval geldt de vorm zonder menselikheid’,Ga naar eind18 schrijft hij, blijkbaar ook | |
[pagina 8]
| |
sprekend voor Ter Braak. In laatste instantie verdedigt hij het goed recht van een bepaalde inhoud. Sierpoëzie, poésie pure versus belijdenispoëzie of communicatieve poëzie, het is een kwestie van smaak, maar àls er gesierd of beleden wordt, dan wèl door een persoonlijkheid. Niet door Havelaar of Coster bijvoorbeeld. Daarmee is de grens tussen vriend en vijand anders komen te liggen dan Du Perron in het Gesprek over Slauerhoff zich wenste. Het is geen generatieverschil - gelukkig voor Greshoff! - het is ook geen verschil tussen poésie pure en communicatieve poëzie - gelukkig voor Van Ostaijen, Engelman en ook wel Marsman - het is een verschil in persoonlijkheid - ongelukkig voor de ‘aesthetethicus’Ga naar eind19 Coster, wiens sierproza voortkomt uit een verkeerde persoonlijkheid. Voor Ter Braak ligt het accent anders. De cultivering van de vorm is voor hem een in principe verdachte bezigheid, in wezen een verraad tegenover het dichterlijke dat ongrijpbaar is. Zo zijn de twee tegenstanders gegeven: de estheet en de verkeerde persoonlijkheid de ethicus à la Coster. Nog in 1931 werken zowel Ter Braak als Du Perron hun ideeën uit in respectievelijk Démasqué der schoonheid en Uren met Dirk Coster. Beide essays zouden een jaar later worden gepubliceerd in de eerste jaargang van Forum. Men vraagt zich onwillekeurig af, welk ander tijdschrift destijds de essays zou hebben opgenomen. Het bestaan ervan tijdens de onderhandelingen over de reorganisatie van De Vrije Bladen moet bij de auteurs het verlangen naar een eigen, onafhankelijk tijdschrift hebben vergroot. Toen Ter Braak de inleiding schreef voor Forum, hadden beide opstellen hun definitieve vorm. Op 25 aug. 1931 geeft hij te kennen, dat hij in zijn manifest aandacht wil besteden aan beide fronten: ‘Voor het manifest wil ik graag èn aan Den Sprong in het Duister [Marsman] èn aan Waarheen gaan wij [Coster] appelleeren, zij het op verschillende toon.’Ga naar eind20 Op 31 augustus, als nog steeds de mogelijkheid bestaat dat Marsman deel zal uitmaken van de redactie, schrijft hij: ‘[...] gaan de Bl op de flesch, dan wordt de partij zuiver: voor of tegen het humanisme, voor of tegen de Stem, en de onzuivere factor van de “poëzie” vervalt. De poëzie is m.i. geen factor, omdat wij het er allen over eens zijn, dat er achter de poëzie een “vent” behoort te staan; hoe wij de poëzie-theorie verder uitwerken is een tweede en van veel minder acuut belang dan het humanisme.’Ga naar eind21 Daarmee kondigt Ter Braak aan, dat één der beide fronten, dat n.l. wat voortkwam uit de Prisma-discussie, en waarop hij streed in zijn Démasqué, naar het tweede plan kon verhuizen. Wie nu Ter InleidingGa naar eind22 leest, wordt getroffen door het feit, dat geheel in tegenspraak hiermee vrijwel alle aandacht wordt besteed aan het poëziefront, terwijl de verwijzingen naar De Stem en Coster zo marginaal zijn, dat van Waarheen gaan wij alleen - mogelijk - het eerste woord is overgebleven. DVB wàren op de fles. De partij kón dus zuiver zijn, maar wás het niet. Men krijgt de indruk, dat Ter Braak in de brieven zich conformeert aan de visie van Du Perron, maar dat de kwestie van de poëzie voor hem wel degelijk een probleem bleef.Ga naar eind23
Het eerste nummer van Forum, Maandschrift voor Letteren en Kunst, verscheen niet in januari 1932, maar reeds op 11 november 1931. Het was het eindresultaat van wat Greshoff later, in 1965, ‘omstandige palavers’ zou noe- | |
[pagina 9]
| |
men.Ga naar eind24 Palavers laten gewoonlijk niet veel sporen achter en wat er is besproken, is in detail niet geheel duidelijk. In grote lijnen is de gang van zaken vóór de oprichting van Forum wel te volgen. Het tijdschrift werd opgericht, nadat pogingen om De Vrije Bladen te reorganiseren waren mislukt. Er is causaal verband tussen beide feiten, maar men moet daaruit niet afleiden, dat de behoefte aan een eigen tijdschrift bij voornamelijk Du Perron pas ontstond, nadat een vernieuwing van DVB onmogelijk was gebleken. Reeds eind 1930 hadden Du Perron en Bouws,Ga naar eind25 de latere redactiesecretaris van Forum, plannen voor een nieuw algemeen cultureel tijdschrift. ‘Iets tusschen De Gids en De Vrije Bladen in’, zoals Du Perron aan Van Wessem schrijft,Ga naar eind26 maar de plannen mislukten, deels door scrupules van Ter Braak tegenover DVB, deels door geldgebrek. Het plan schijnt te zijn uitgelopen op een poging om de redactie van DVB uit te breiden. Het bleef bij een bescheiden pogen, want, zoals Du Perron stelt in zijn soms drastisch epistolair jargon ‘[...] we hoeven over dit alles niet lang te lullen, zoolang de beurs beroerd staat!...’Ga naar eind27 De Vrije Bladen waren aan een reorganisatie toe. Van Wessem, een der toenmalige redacteuren, erkent in een terugblik: ‘[DVB] moesten vaak op een droevige wijze plaats inruimen aan meelopers en “zwakke broeders”, kunstnijveraars en eendagsvliegen, om het tijdschrift maar te vullen.’Ga naar eind28 Men hoeft niet lang te speuren in de laatste jaargangen van De Vrije Bladen naar uitingen van het epigonisme dat een belangrijke rol speelde in de discussie rond Prisma. De auteur van Prisma, D.A.M. Binnendijk, was als dichter in een impasse geraakt en gaf er de voorkeur aan zich tijdelijk uit de literatuur terug te trekken, wat inhield dat hij niet langer redacteur van De Vrije Bladen wilde zijn.Ga naar eind29 Op 2 juni 1931 bericht Ter Braak aan Du Perron, dat men bezig is De Vrije Bladen te reorganiseren.Ga naar eind30 Men heeft aanvankelijk gedacht aan een redactie bestaande uit Marsman, Du Perron, Van Vriesland, Van Wessem en Ter Braak. Vooral Marsman is produktief geweest in ideeën betreffende de formule van het nieuwe tijdschrift. Van hem is o.a. de suggestie, dat Du Perron en Ter Braak samen een actuele rubriek, Panopticum, zouden verzorgen.Ga naar eind31 De wens om ook de zakelijke basis van het tijdschrift te saneren had tot gevolg dat, op verzoek van Marsman, Ter Braak contact zocht met Doeke Zijlstra, een van de directeuren van de uitgeverij Nijgh en van Ditmar in Rotterdam. Bouws, die Zijlstra goed kende, nam op uitnodiging van Ter Braak aan het gesprek deel. Reeds in dit stadium van de onderhandelingen komt Bouws, die ook later geïnspireerd epistolair proza zou veroorzaken, in opspraak. Men verdenkt hem er van te streven naar de functies van redacteur en redactiesecretaris, een combinatie die werd waargenomen door Van Wessem. Zeker is, dat Zijlstra Van Wessem niet geschikt achtte voor een redactiesecretariaat dat hij vooral zag als een zakelijke functie.Ga naar eind32 Zeker is ook, dat de toekomstige redactie niets voelde voor een redacteurschap van Bouws. De reorganisatieplannen mislukten; waardoor is niet helemaal duidelijk. Ook de rol van Bouws blijft grotendeels in het duister.Ga naar eind33 Nu was de weg vrij voor een blad los van De Vrije Bladen, de oude wens van Du Perron. De ‘palavers’ die leidden tot de oprichting van Forum vonden plaats in GistouxGa naar eind34 en ten huize van Greshoff.Ga naar eind35 Marsman werd geen redacteur. Hij bleef De Vrije Bladen, die als cahier bleven voortbestaan, ‘trouw’, om aan te sluiten bij de geëmotio- | |
[pagina 10]
| |
neerde terminologie van Binnendijk en Van Wessem, die in de oprichting van Forum ‘defectie’ zagen en ‘verraad’.Ga naar eind36 Op verzoek van Zijlstra werd Maurice Roelants als derde redacteur aangezocht. Hij moet gemeend hebben op deze wijze zijn ‘uitgevershegemonie’ in Vlaanderen te kunnen bestendigen.Ga naar eind37 Du Perron vond het best, o.a. omdat Roelants het toch te druk had om veel te kunnen bijdragen, een overweging die vreemd contrasteert met zijn latere ergernis over Roelants' inertie.Ga naar eind38 Bouws werd secretaris van de redactie met slechts een adviserende stem. Het contract werd getekend op 24 september 1931. Geen heilig vuur of briesend ongeduld deed het eerste nummer verschijnen op 11 november 1931. Het was de overweging, dat Ter Braak op die datum in Rotterdam een lezing hield in de Bijenkorf, een gunstig moment ter introductie van het nieuwe tijdschrift.Ga naar eind39
De strijd tegen het overwicht van de poëzie en tegen De Stem werd vooral gestreden in de eerste jaargang. Démasqué der schoonheid bevat Ter Braaks offensief tegen de officiële schoonheid, de tachtiger godin waarmee zijn generatie was groot gebracht. De hoofdgedachte van het Démasqué laat zich samenvatten als: de schoonheid heft de natuur niet op, maar vervolmaakt haar, een variant van het aan Thomas van Aquino ontleende motto van Hampton Court, gratia naturam non tollit, sed perficit. Dat is de kern van een betoog dat zich aan de lezer vaak voordoet als een jacht op kameleontische begrippen. Voor Ter Braak ligt de oorsprong van de schoonheid in de rebellie van de puberteit. Zij werkt enerzijds bevrijdend, maar anderzijds leidt zij tot verlies van de natuurlijkheid der natuur. Het is een proces dat iedereen doormaakt en dat voor de meesten eindigt met de terugkeer tot de orde van de burgerlijk volwassen dag. De kunstenaar echter probeert zijn verzet vorm te geven. Zijn strijd met de vorm leidt tot ontmoediging, of hij houdt vol en schept meesterwerken. De rebellie van de puberteit verstart in schone vormen. De kunstenaar wordt een estheet, een dienaar der schoonheid, vormbeheerser en vormaanbidder. Ter Braak stelt vorm tegenover schoonheid, als verstarring tegenover dynamiek. De vorm is voor hem geen drager van schoonheid, maar masker waarachter zij zich verbergt. Vandaar de noodzaak van het démasqué, het derde stadium, de vormbeheersing voorbij. Men bereikt dat ‘in de nieuwe ontmoeting met de natuur, waarin de kunst mede begrepen is.’Ga naar eind40 In het wantrouwen tegen de overheersing van de vorm ligt de band van het Démasqué met Ter Braaks standpunt in de Prisma-discussie en met de Inleiding van Forum. Het Démasqué kan voor dichters geen aantrekkelijke lectuur zijn, althans niet voor de sierdichters, maar het gaat te ver te beweren dat Ter Braak gekant zou zijn tegen alle poëzie. Onmiskenbaar gaat zijn voorkeur uit naar literatuur waarin het begripsmatige wordt bevoordeeld boven klank, ritme en beeld. Zijn bon genre is literatuur die ‘lek’ is in de richting van de wijsbegeerte: Nietzsche, Multatuli, Huxley. Maar zij die Ter Braak kwalijk nemen dat Leopold niet voorkomt in het rijtje van zijn voorkeuren, vergeten vaak, dat Bolland er ook ontbreekt. Zijn voorkeur is eerder proza dan poëzie. Proza bijvoorbeeld als dat van het Démasqué, dat men niet moet lezen als was het een theoretisch | |
[pagina 11]
| |
tractaat. Heeroma was er niet ver naast toen hij de kern van Ter Braaks betoog aldus samenvatte: ‘Wie had gedacht dat het zo een voudig was: dichterschap op zichzelf is niets en wijsbegeerte op zichzelf is niets, maar door elkaar geklutst is het wel wat.’Ga naar eind41 Hij had echter alleen op de inhoud gelet en - vreemde zaak voor een dichter! - het spel met de vorm over het hoofd gezien. Men kan niet zeggen, dat Ter Braaks ideeën over de schoonheid door zijn tijdgenoten erg zijn gewaardeerd. De indruk die men uit recensies krijgt is, dat het Démasqué òf niet serieus genomen werd, òf indien ernstig genomen, werd afgewezen. ‘dees prozakunst is hoogste vorm van kroegpraat’, luidt de laatste van tien regels (borrel)-poëzie door Hendrik de Vries.Ga naar eind42 Van Heugten vindt het Démasqué een stukje reinaerdie: ‘Hij heeft zichzelf gedemaskeerd, niet de schoonheid’, schrijft hijGa naar eind43 in een overigens wel begrijpende, maar afwijzende kritiek. Theun de Vries heeft vooral bezwaar tegen de geest waaruit het opstel is ontstaan. Men kan niet doorgaan met het totale beeld der wereld te miskennen. Dat leidt tot een complex waaraan men zelf ten gronde gaat, en hij wijst op de voorbeelden van Nietzsche en Weininger.Ga naar eind44 Heeroma dacht, dat een puber het Démasqué wel met genoegen zou lezen.Ga naar eind45 Voor Coenen bevatte het Démasqué geen nieuws, alleen de terminologie van Ter Braak is nieuw en daarom blijft alleen de vorm als het eigene van Ter Braak.Ga naar eind46 De ontvangst was vriendelijk, vergeleken bij die welke Du Perrons aandeel in de strijd te beurt viel. Zijn Uren met Dirk Coster is een door Coster zelf uitgelokteGa naar eind47 en op aansporing van Ter BraakGa naar eind48 geschreven analyse van Costers werk. Dat dit tot de grond werd afgebroken is genoegzaam bekend, maar in de verontwaardiging daarover wordt wel eens over het hoofd gezien, dat dit gebeurt middels een stijlanalyse waarop menig structuralist jaloers kan zijn. Het pijnlijke van de analyse ligt hierin, dat er geheel in overeenstemming met het ‘ventisme’ geen marge gelaten wordt tussen het werk en de schrijver ervan. Het verworpen werk is uitvloeisel van een verwerpelijke mentaliteit, maar het bestrijden van een persoon lag Du Perron beter dan de bestrijding van zoiets abstracts als een mentaliteit. Het complex dat hij in 1931 bestreed in de persoon van Coster, duidde hij later aan met Jan Lubbes.Ga naar eind49 ‘[Coster] werd voor mij de zondebok voor al wat er dikdoenerig dom was in de Lubbes-taal van ons critisch proza; [...]’.Ga naar eind50 De wijze waarop Coster de slag heeft verwerkt stelt een ethisch probleem dat zo triest is, dat een ander probleem er achter dreigt te verdwijnen. De Coster die ‘sprak met de bolle wangen van Jan Lubbes over de geweldigen die door alle niet-ingewijden slechts met verbluftheid schenen te mogen worden aangestaard’,Ga naar eind51 ‘de brave, goedaardige en weerloze Dirk’,Ga naar eind52 deze Coster werd de mond gesnoerd door de aanval van Du Perron. Maar er was een andere Coster, een die voor zijn ‘uren’ sloegen bijzonder vinnig kon zijn, uitdagend en kwetsend. Slauerhoff en Du Perron hebben dat ervaren.Ga naar eind53 Dié Coster verklaart wel iets van de tóón van Du Perron. Waarom heeft díe Coster zich niet verweerd? Er kwam overigens verweer genoeg en van alle kanten. Het vormt kleurige lectuur. Den Doolaard beloofde Du Perron een gratis pak slaag, franco thuis, als hij nog eens over ethisch kwijl durfde spreken.Ga naar eind54 Voor Donker is Du Perron ‘het duidelijkste symptoom van het toenemend verval van fairheid, verantwoordelijkheid en elementaire goede manieren bij hen die over litteratuur schrij- | |
[pagina 12]
| |
ven.’Ga naar eind55 Van Duinkerken is het daarmee eens: ‘De aanval van Du Perron op Coster lijkt mij daarenboven gedikteerd door gevoelens die een ernstig mensch moeten doen walgen.’Ga naar eind56 Deze kleine bloemlezing moge volstaan. Du Perron heeft op deze en andere oordelen gereageerd in zijn Afscheid van Kostersloot, dat verscheen in het decembernummer van Forum 1933.Ga naar eind57 Démasqué der schoonheid en Uren met Dirk Coster hebben het meest bijgedragen tot het beeld van Forum waarop tijdgenoten en lateren hebben gereageerd. Mèt de rubriek Panopticum, waarin vooral Ter Braak en Du Perron reageerden op zich internationaal voordoende verschijnselen samenhangend met literatuur. De programmatische waarde van deze publikaties en hun polemisch karakter hebben de neiging het uitzicht te blokkeren op het vele waardevolle dat daarnaast in de eerste twee jaargangen van het tijdschrift werd opgenomen. In de eerste jaargang verscheen o.a. Minnes Heineke Vos en zijn biograaf, Slauerhoff publiceerde zijn roman Het verboden rijk, Vestdijk debuteerde als prozaïst met Ars moriendi. De tweede jaargang bracht o.a. Dr. Dumay verliest... en Paapsche sympathieën van Ter Braak, Elsschot publiceerde Kaas, Du Perron o.a. De smalle mens, Vestdijk zijn essay Over de dichteres Emily Dickinson, en Valéry en het duistere vers, de novellen Een, twee, drie, vier, vijf en Het veer. Belangrijke poëziebijdragen kwamen van Elsschot (Verzen van vroeger), Greshoff (o.a. Janus Bifrons), Minne, Van Nijlen, Hendrik de Vries. Dat is in zijn onvolledigheid zelfs geen geringe oogst! De aandacht die vooral het werk van Ter Braak en Du Perron te beurt gevallen is, heeft Forum wel de naam bezorgd het bolwerk te zijn geweest van essayisten. Wie gaat rekenen bemerkt echter dat in kwantitatief opzicht de verhoudingen anders liggen. De Gemeenschap kwam in de jaren 1932-1935 voor essays, beschouwingen en kritieken op 58,2% van het totaal aantal pagina's; Opwaartsche wegen op 60,1%; De Gids op 70,2%; Roeping op 76,1%. Forum blijkt met slechts 39,6% de mindere te zijn van de andere tijdschriften. Zelfs in de eerste twee jaargangen, de meest polemische en meest principiële, komt het gemiddelde niet hoger dan 47,6%. Verrassend zijn ook de percentages voor roman, novelle en kort verhaal: De Gemeenschap 18,7%; Opwaartsche Wegen 24,4%; De Gids 23%; Roeping 5%. Daartegenover staat Forum met een gemiddelde van 48,8%. De vele vervolgromans waren volgens De Litteraire Gids zelfs een van de oorzaken van het geringe aantal abonnees! Voor poëzie komt Forum gemiddeld op 11,3%; De Gemeenschap 14%; Opwaartsche Wegen 15,3%; De Gids 4,6%; Roeping 8,4%. Het is een score die niet tegenvalt voor een tijdschrift niet voor dichters, maar voor schrijvers.
De eerste twee jaren verliepen niet zonder redactionele strubbelingen. Van het begin af openbaarde zich tussen Du Perron en Ter Braak, later ook tussen Du Perron en Roelants verschil van inzicht over de wijze van polemiseren en in verband daarmee over de taak van de redactie. Vestdijk herinnert zich, dat de verschillen al bestonden vóór het tijdschrift zelf.Ga naar eind58 De aanleiding was de ge- | |
[pagina 13]
| |
schiktheid van Du Perrons eigen bijdragen. Zijn eerste Panopticum, over Nijhoff, stuitte bij Ter Braak op bezwaren, maar het werd wel opgenomen. De volgende keer liep het anders. Een tegenaanval van Du Perron op Opwaartsche Wegen ging niet door. Ter Braak meent, dat er door het antwoord van Du Perron aan Heeroma geen enkele algemene kant naar voren komt.Ga naar eind59 Dat was voor hem een norm, voor Du Perron niet. Nog vóór Forum zijn officieel bestaan is begonnen, boudeert Du Perron: ‘Ik vraag me heusch af: wat doe ik eigenlijk in de redactie van Forum?’Ga naar eind60 Er volgden wederzijdse betuigingen van vriendschap en aanhankelijkheid, maar het verschil van inzicht bleef. Du Perron wilde zelfs het principiële besluit genomen zien, dat de redacteuren zich onthouden van een veto over elkaars panopticumstukjes.Ga naar eind61 De geschiedenis bleef zich herhalen: in maart 1932 kreeg hij niet de gelegenheid, men mag wel zeggen, een kiftpartij met Grauls tot het even geestige als scabreuze slot uit te bakkeleien.Ga naar eind62 Ook Roelants had een andere opvatting over polemiseren. ‘Mijn strijdmethode gaat niet samen met jullie opvattingen, als jij geen bedenkingen hebt, komen ze van Maurice’, schrijft Du Perron aan Ter Braak.Ga naar eind63 Het publiek heeft van deze tegenstellingen iets kunnen merken in het Panopticumstukje (decembernummer 1932) Polemiek en tijdschriftleiderschap, waarin Du Perron o.a. verzucht: ‘Mijn verantwoordelijkheid [als redacteur] drukt zwaar op mijn polemiese ader.’Ga naar eind64 De conflicten rond de bijdragen van Du Perron komen in januari 1933 tot een hoogtepunt, waarna hij weigerde nog aan de rubriek mee te werken. Hoe hoog deze zaak hem zat blijkt uit een zeer geëmotioneerde brief aan Greshoff: ‘[...] Menno, Maurice, Bouws, ieder met aparte, persoonlijke griefjes hebben wat tegen mijn manier van polemiseeren, en ieder op zijn eigen, aparte, etc. manier werkt aan een sfeer, waar ik langzamerhand genoeg van heb.’Ga naar eind65 Wat opvalt is de nadruk op het aparte van de grieven, alsof Du Perron de gedachte aan een complot op een afstand wilde houden: ‘[...] het heele optreden van die drie - altijd ieder apart - vind ik au fond hyper-klooterig; ik zou nooit zoo optreden tegen hen.’Ga naar eind66 Kort daarna voegde Du Perron een nieuw argument toe aan zijn bezwaren tegen het stemmen over werk van redacteuren: het geeft Bouws de gelegenheid de drie anderen tegen elkaar uit te spelen.Ga naar eind67 Ter Braak verzoende zich met de gedachte dat de verschillen tussen Du Perron en de andere redactieleden niet meer bij te leggen waren. ‘Daarom heb ik me langzamerhand gewend aan de gedachte, dat je er volgend jaar uitgaat, en zelfs dat ik eventueel doorga.’Ga naar eind68 Zo ook Du Perron: hij schreef aan Greshoff, dat hij na de komende redactievergadering van begin maart '33 verwachtte per 1 januari 1933 redacteur af te zijn.Ga naar eind69 Hij bedoelde 1934. De vergissing illustreert zijn irritatie beter dan welke boutade. Verschil van inzicht over de toelaatbaarheid van onderlinge ‘controle’ was overigens niet de enige bron van spanningen. Van tijd tot tijd ervoeren de Noord-Nederlanders meer wat hen van Roelants scheidde dan wat hen met hem verbond. De drie facetten van Roelants waarom het gaat worden gegeven in de formulering van Ter Braak: ‘[Roelants'] kakkerlakkesprongen tusschen het ventisme en het katholicisme-flamingantisme.’Ga naar eind70 Een deel van dat flamingantisme van Roelants werd gevormd door zijn neiging op te gaan in het officiële | |
[pagina 14]
| |
letterkundige leven. Om het Duperronnesk te zeggen: Roelants had te veel zitvlak. De betrekkingen tussen Du Perron en Bouws waren van de kant van Du Perron van het begin af gekenmerkt door een zekere alertheid. Het kwam in juni 1932 tot een open conflict, toen Du Perron meende, dat Bouws onvoldoende rekening had gehouden met door hem in de kopij aangebrachte correcties. Du Perron interpreteerde dit in het verlengde van zijn bezwaren tegen onderlinge controle, Ter Braak zag in de heftige reacties van zijn vriend verwantschap met diens optreden in de panopticumgeschillen. Du Perrons relatie met de uitgever, Zijlstra, werd eind 1932 vertroebeld door diens weigering Uren met Dirk Coster in boekvorm uit te geven, omdat de toon van het werk hem niet sympathiek was. Dat kwam zo hard aan, dat Du Perron overwoog reeds 1 januari 1933 uit de redactie te treden. Toen in maart 1933 was besloten, dat Du Perron als redacteur zou heengaan, stelde zich het probleem van zijn vervanging en tevens van het voortbestaan van het tijdschrift dat voor de uitgever financieel geen aantrekkelijk object was: Roelants schat het aantal abonnees op dat moment op slechts een paar honderd.Ga naar eind71 Was de oprichting van Forum een gecompliceerde zaak, de reorganisatie werd het niet minder. Allerlei plannen werden overwogen en verworpen: uitgave in cahiervorm, opgaan van Forum in een combinatie met De Vrije Bladen en Het Venster, een driemaandelijkse uitgave. Ten slotte werd een plan van Roelants basis voor de nieuwe formule: Forum zou gaan verschijnen met een apart Nederlands en Vlaams deel, onder afzonderlijke, van elkaar onafhankelijke redacties. Door uitbreiding van het Vlaamse aandeel in het tijdschrift hoopte men, vooral in Vlaanderen, het aantal abonnees te kunnen vergroten. De Vlaamse redactie werd samengesteld uit Marnix Gijsen, Raymond Herreman, Maurice Roelants, Gerard Walschap. De Nederlandse uit Menno ter Braak, S. Vestdijk, Victor E. van Vriesland. De bedoeling was, dat Bouws zou aanblijven als secretaris, maar hij beging op het eind een tactische fout, die het oude wantrouwen van Du Perron lijkt te rechtvaardigen. In het redactionele stukje Overgang voegde hij, zonder voorkennis van Ter Braak en nadat deze de proef al had goedgekeurd, ten onrechte zijn eigen naam toe aan de Nederlandse redactie.Ga naar eind72 Het gevolg was, dat Bouws in het eerste nummer van de derde jaargang vriendelijk werd bedankt voor het tijdschrift bewezen diensten. Het is nodig even stil te staan bij de vraag welke overwegingen er toe hebben geleid, dat Ter Braak en Du Perron hebben ingestemd met een reorganisatie die niet alleen een curieus tweelingblad opleverde, maar ook een blad dat onder de naam Forum voor hen weinig aantrekkelijke bijdragen zou gaan bevatten. Het alternatief van het plan Roelants bleek na veel plannenmakerij opheffing van het tijdschrift. Dat betekende echter een verlies van 64 pagina's publikatieruimte per maand. Waar zouden auteurs als Ter Braak en Du Perron terecht gekund hebben buiten hun eigen tijdschrift? Ter Braak heeft de vraag beantwoord: ‘[ik weet] bliksems goed, dat we bij de opheffing van Forum op de genade van een paar menschen zijn aangewezen (Jany, Coenen, Kramers),Ga naar eind73 die ons òf maar half helpen kùnnen (met papier) òf het nog niet voor 1/4 wìllen.’Ga naar eind74 | |
[pagina 15]
| |
Voor Ter Braak woog de verandering in het karakter van Forum niet zo zwaar: hij realiseert zich, dat het geheel er ‘onzijdiger’ zal uitzien, ‘maar na twee jaar duidelijke eenzijdigheid als totaliteit hebben wij, dunkt me, ook duidelijk genoeg gezegd, wat o.i. als reactie op de bestaande specialismen gezegd moest worden.’Ga naar eind75 Dat houdt overigens niet slechts in, dat het Vlaamse gedeelte zal afwijken van Forum-eerste-stijl, maar ook dat hij verwacht dat het karakter van het Nederlandse deel verandert. Tegenover de nadelen van het verloren gaan van het oorspronkelijk karakter van Forum en een reductie van ‘het papier’ van 64 tot 44 pagina's per maand staat, dat de Nederlandse redactieleden nu niet meer verantwoordelijk waren voor het geheel en dat er van katholieke zijde geen controle meer mogelijk was op Nederlandse bijdragen. Er is geen marge van een mogelijkheid dat Du Perron en Ter Braak zich iets anders hebben voorgesteld als twee onafhankelijke redacties die als zodanig aan de lezers moesten worden gepresenteerd. In hun intenties is geen ruimte te vinden voor de reservatio mentalis die blijkbaar bij Roelants en de andere Vlaamse redactieleden wel aanwezig is geweest: een beperking van autonomie met de grenzen van elkaars gevoeligheden. Volstrekte zelfstandigheid was voor Ter Braak en Du Perron conditio sine qua non, zij wilden hun papier alleen op die voorwaarde. ‘Ik zal [...] staan op de volkomen onafhankelijkheid van beide redacties, zoodat wij ons, ook tegenover de buitenwereld van de ev. vlaamsche rotzooi in de 50 [het werden er 44] zuidelijke pagina's niets behoeven aan te trekken. Onze 50 pag. blijven rein!’Ga naar eind76 Afgezien van praktische overwegingen had vooral Du Perron ook emotioneel bezwaar tegen opheffen van het tijdschrift wat hij voelde als een nederlaag tegenover De Gids en vooral tegenover De Stem. Als blijkt dat verbreding van de Vlaamse basis ook betekent medewerking van Urbain van de Voorde, ‘de Vlaamse Coster’, schrikt Ter Braak toch wel even, maar Du Perron schrijft: ‘Ik zou alles liever willen, op het oogenblik, dan verslagen zijn tegenover De Stem etc.’Ga naar eind77
Het leven met Forum-nieuwe-stijl was voor Ter Braak niet ongelijk aan het zitten op een mierenhoop: aanvankelijk zit men iets beter dan een ander, het ongerief blijkt pas later. Commercieel schijnt de nieuwe opzet een verbetering te hebben betekend. Eind januari 1934 waren er honderd abonnees bijgekomen, waarvan de meeste in Vlaanderen.Ga naar eind78 Over de gang van zaken in de twee redacties is niet veel bekend, het minst van de Vlaamse. Doordat Du Perron geen redactielid meer was, geeft zijn correspondentie met Ter Braak en Greshoff alleen op momenten van spanning, of als hij wordt geconsulteerd, nog inzicht in wat er voorviel. Een dergelijk moment was er in november 1934, toen Slauerhoff bezwaar begon te maken tegen Van Vriesland als redacteur. ‘Hij [Slauerhoff] vindt Vic een knulvent, als kritikus onbetrouwbaar sinds zijn gezwam over allerlei snert in de NRC., als redacteur van een luiheid die ergerlijk is en tenslotte vindt hij dat Vic niets vertegenwoordigt, en Forum alleen maar onzuiver maakt.’Ga naar eind79 Slauerhoff dreigde zijn medewerking te beëindigen en maakte dat voornemen | |
[pagina 16]
| |
extra pijnlijk door te koketteren met De Stem. Zijn vasthoudendheid had tot gevolg, dat Van Vriesland in februari 1935 door zijn beide mederedacteuren à faire werd genomen over zijn geschrijf in de NRC. Er zitten aan Slauerhoffs optreden meer kanten, ook duistere,Ga naar eind80 maar heel duidelijk is, dat hij protesteerde tegen een gedrag dat hij principieel in strijd achtte met de theorie van de 'vent'. Slauerhoff weigerde te begrijpen of te aanvaarden, dat Ter Braak en Du Perron Forum na de reorganisatie alleen nog maar zien als mogelijkheid tot publikatie.Ga naar eind81 Intussen had zich een ernstiger incident voorgedaan in de Vlaamse redactie, dat beslissend zou zijn voor het lot van het tijdschrift. Het conflict rond Varangots bijdrage Virginia is uitvoerig, doch zeer gekleurd door RoelantsGa naar eind82 uit de doeken gedaan, zodat hier kan worden volstaan met enkele opmerkingen. Het begin van de moeilijkheden was, dat Gijsen, als katholiek, gewetensbezwaren had tegen medeplichtigheid aan het verspreiden van literatuur als De Indiesman van Du Perron en Virginia van Varangot, en dat hij daarom zijn mederedacteuren berichtte niet langer deel te willen uitmaken van de redactie. De Indiesman was reeds in Forum opgenomen,Ga naar eind83 Virginia was door de Nederlandse redactie voor opname goedgekeurd en, zoals gebruikelijk, met de andere kopij aan de Vlaamse redactie toegezonden. Roelants, Walschap en Herreman vonden Gijsens optreden niet juist en nodigden hem uit met hen te vergaderen. Op die vergadering trok Gijsen zijn ontslag in. Ook zonder te weten wat er is gezegd tijdens de lange besprekingenGa naar eind84 die Gijsen op zijn besluit deden terugkomen, is duidelijk in welke richting zijn denken werd omgebogen. Zijn aanvankelijke ontslagname is alleen verklaarbaar vanuit de gedachtegang, dat men als redacteur van de Vlaamse afdeling contractueel niets kon ondernemen tegen plannen tot publikatie in de Nederlandse afdeling. Het is niet duidelijk wat Gijsen - zijn geweten en het contract ernstig nemend - anders had kunnen doen als ontslag nemen. De Vlaamse redactievergadering maakte van het opnemen van Virginia en andere ‘erotische’ literatuur een punt van overleg met de Nederlandse redactie, die althans de indruk wekt daarop in te gaan o.a. door in te stemmen met opschorting van publikatie tot een gemeenschappelijke vergadering heeft plaatsgehad. De Vlamingen wilden de erotiek in Forum dezelfde contractuele taboe-status geven als de godsdienst en de politiek altijd al hadden gehad. Du Perron reageerde meteen scherp op het aanblijven van Gijsen en het opschorten van de publicatie van Virginia, dat hij aanzag voor afstel, en hij dreigde met beëindigen van zijn medewerking. Wat Virginia betreft vergiste hij zich, maar dat het aanblijven van Gijsen hem verontrustte was terecht. De solidariteit van de Vlaamse redactie met Gijsen blijft een duistere zaak. Wat Roelants er over zegt lijkt meer op een pogen tot verwerving van het liberaal historisch heil dan op geschiedschrijving. Niemand, aldus Roelants, heeft het ooit brutaal durven zeggen, maar hijzelf en Walschap vielen Gijsen bij ‘niet omdat “Virginia” zo verschrikkelijk onze katholieke overtuiging aanrandde [...], maar omdat “Virginia” ons niet als een goed verhaal voorkwam. Raymond Herreman deelde onze katholieke mening niet, maar hij zag zoals wij in het verhaal van Victor Varangot een te armtierige twistappel om er de Vlaamse solidariteit, subsidiair geheel Forum aan te offeren.’Ga naar eind85 Die gedachtegang is moeilijk te volgen, aan- | |
[pagina 17]
| |
gezien het juist de solidariteit van de Vlaamse redactie was die het bestaan van Forum in gevaar bracht. Waarom heeft men, op precies de overwegingen die Roelants geeft, niet gezegd: laat Gijsen maar gaan, wij vinden Virginia een te armtierige twistappel om er het bestaan van Forum mee in gevaar te brengen? Hoe rijmt men de uitspraak, dat de katholieke overtuiging van Roelants en Walschap pas goed door literatuur van betekenis kon worden aangerand met de uitspraak, dat Roelants en Walschap het verhaal kwalitatief te zwak vonden om het als ‘een steen des aanstoots voor katholieken in Forum tot elke prijs te handhaven.’?Ga naar eind86 Waarom staat er als laatste woord niet ‘weren’ i.p.v. ‘handhaven’? Er blijven veel vragen rond Roelants' visie op de Virginia-affaire. Deze o.a.: waarom is destijds het kwaliteitsargument nooit naar voren gebracht? Omdat Varangot de zwager was van Ter Braak en zijn vrouw mijn journalistieke medewerkster, aldus Roelants.Ga naar eind87 Blijkbaar kon de zwager van Ter Braak officieel wel onzedelijke stukjes schrijven, maar geen stukjes die literair beneden de maat waren. Dat klinkt niet erg waarschijnlijk. Het lijkt soms of er veel verzwegen wordt en de verhoudingen tussen redacties en redactieleden anders waren als naar voren komt uit de beschikbare documenten. Men zoekt vergeefs naar de situatie waarin de voorstelling van Roelants plausibel is. Zijn verdienste is, dat hij veel documenten heeft gepubliceerd, zijn gebrek, dat de belichting zeer suggestief is. Een zin als de volgende is typerend: alles, aldus Roelants, ging goed tussen de beide redacties tot de kwestie Virginia, ‘die van mij, de slechtste der correspondenten, zoals Marnix Gijsen mij terecht eens schreef, een nauwgezet epistolier maakte om die andere hardkop, Menno ter Braak, er toe te bewegen het bedreigde Forum te redden.’Ga naar eind88. Inderdaad, Gijsens eerste reactie was zeer principieel, Ter Braak heeft voortdurend vastgehouden aan zijn interpretatie van de autonomie der redacties. Wil men dat ‘hardkoppig’ noemen, akkoord. Maar is Roelants' vasthouden aan zìjn interpretatie van autonomie, die hier moet doorgaan voor een soort verzoenerspositie, dan iets anders als ‘hardkoppigheid’? Dat is moeilijk te zien. Niet alleen Gijsen en Ter Braak bedreigden Forum, ook de stellingname van Roelants, Walschap en Herreman bedreigde het tijdschrift, maar dan altijd nog met dit verschil, dat die niet in overeenstemming was met ten minste de letter der gemaakte afspraak. Op ten minste één punt is de houding van Ter Braak bijna een jaar lang consequent geweest: het Vlaamse dreigement met aftreden indien Virginia wordt opgenomen, betekent inmenging in de zaken van de autonome Nederlandse redactie. Dat is in strijd met de basis waarop de samenwerking berust en derhalve onaanvaardbaar. Voor Ter Braak is het opnemen van Virginia conditio sine qua non geweest voor het voortzetten van zijn redacteurschap. Van Vriesland en Vestdijk waren aanvankelijk voorstanders van overleg, bijleggen van het geschil en de zaken niet op de spits drijven. De uitgever gaf te kennen, dat hij zonder Ter Braak in de redactie Forum niet wilde voortzetten. Ter Braak kwam daarmee voor een moeilijke keuze: het voortbestaan van het tijdschrift werd het alternatief van het loslaten van zijn principe. Hij heeft toen geprobeerd zijn aftreden als redacteur los te koppelen van de beslissing over het al of niet voortbestaan van Forum. Een belangrijke overweging voor hem daarbij was, dat hij Vestdijk een voorname bron van inkomsten niet wilde ontnemen. | |
[pagina 18]
| |
Ter Braak is in zijn onderhandelen met Zijlstra vrij ver gegaan. Als Virginia niet werd gepubliceerd, wilde hij slechts persoonlijk de consequentie trekken door als redacteur heen te gaan, maar hij zegde toe, dat hij zijn medewerking zou blijven verlenen aan een Forum onder redactie van Marsman, Vestdijk en Van Vriesland.Ga naar eind89 Dat zal voor velen te weinig hardkoppig zijn. Dat wás het in ieder geval voor Du Perron en Greshoff. Zij maken op dat moment het voortbestaan van Forum onmogelijk door dit compromis te verhinderen. Du Perron weigert verder iedere medewerking als Virginia niet wordt geplaatst en Greshoff is daarmee solidair.Ga naar eind90 Zij hadden trouwens nog een andere reden om zich te distantiëren, een die van Du Perron beter te begrijpen is dan van Greshoff. Ze waren zo ontsticht over Vestdijks aanvaarding van het lidmaatschap van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, dat ze geen zin meer hadden om mee te werken aan een blad waarvan hij redacteur was. Niet Ter Braak heeft de zaak scherp en principieel gesteld, maar Du Perron, hoewel hij niet meer in de redactie zat. Zonder zijn medewerking, zonder Greshoff en de al eerder boos weggelopen Slauerhoff was voortzetten van Forum zinloos geworden. Het compromis van Ter Braak had zijn nut verloren: Forum zou vallen, of Virginia geplaatst werd of niet. Was nu Du Perron de ‘schuldige’? Neen, toch niet. Hij stelt zelf heel terecht: ‘De oorzaak is: de inmenging van de Vlaamsche redactie in de hollandsche [...] Een Forum dat dat ééns heeft toegestaan is een verrot Forum, en als het voortgezet wordt met een schijn van het oude Forum, is het verrot en hypocriet.’Ga naar eind91 Vestdijk stemde, na overreed te zijn door Ter Braak, vóór publikatie van Virginia, Van Vriesland tegen, omdat Du Perron en Greshoff door hun pressie het compromis van Ter Braak onmogelijk hadden gemaakt.Ga naar eind92 Hij stelde tevens zijn mandaat ter beschikking uit protest tegen een dergelijke inmenging van buiten af in redactionele aangelegenheden. Virginia zou in september verschijnen, maar werd door ingrijpen van Zijlstra gewipt. Het stuk verscheen in de novemberaflevering. Op 3 oktober 1935 nam Nijgh en Van Ditmar de beslissing, dat Forum met ingang van 1 januari 1936 niet zou worden voortgezet. De Vlaamse redactie was in haar geheel afgetreden. Beide redacties legden verantwoording af aan de lezers. In de Vlaamse tekst valt het volgende op: ‘Twee jaar geleden werd er in Forum op gewezen, dat de Nederlandsche en de Vlaamsche redacties van elkaar onafhankelijk waren. Naar aanleiding van een door de Nederlandsche redactie aangenomen bijdrage werd het van Vlaamsche zijde noodig geacht den grondslag van het samengaan te herzien.’ Deze voorstelling van zaken klopt niet met de feiten. Er is verschil van mening geweest over de interpretatie van de redactionele onafhankelijkheid. Vlaanderen heeft geen herziening gevraagd van de overeenkomst, b.v. met ingang van het nieuwe jaar. Men heeft gedreigd met aftreden als Virginia werd geplaatst. Dat is ‘herziening’ eisen met terugwerkende kracht!
Bezien we nu de jaargangen die traditioneel de minste aandacht krijgen. De derde jaargang begint met een gezamenlijk woord van de twee redacties, | |
[pagina 19]
| |
waarin de nieuwe opzet wordt gemotiveerd en waarin het gemeenschappelijk doel wordt aangegeven: ‘de persoonlijkheid van den schrijver te laten gelden als criterium, door haar te beschouwen als onverbrekelijk verbonden met den vorm, onderscheiden maar ongescheiden in de vele manifestaties van dien vorm.’Ga naar eind93 Tevens voelen de redacties zich verbonden in hun streven ‘goede Europeanen’ te zijn. Het eerste punt, dat van de persoonlijkheid, is hier zo geformuleerd, dat men in de verleiding komt het woord ‘persoonlijkheid’ te vervangen door ‘inhoud’ ten einde het vage waar-heb-ik-dat-meer-gehoord om te zetten in een solide herkenning. De formulering laat ruimte voor grote onderlinge verschillen en die zijn er ook geweest. Greshoff o.a. heeft er op gewezen, dat er twee Forums hebben bestaan. ‘De eerste twee jaargangen zijn in wezen en samenstelling verschillend van de daaropvolgende. En juist de kenschets van het verschil tussen die twee Forums levert een belangrijke bijdrage tot de kennis van Forum en al wat Forum vertegenwoordigde. Het gaat niet aan, omdat het misleidend is, Forum als een eenheid voor te stellen [...].’Ga naar eind94 Het verschil waarop Greshoff wijst is opvallend als men de laatste twee jaargangen als geheel plaatst tegenover de eerste. Het blijkt bijvoorbeeld uit het aandeel van bepaalde auteurs in de kopij. In Forum-eenGa naar eind95 heeft Ter Braak het grootste aandeel, na hem achtereenvolgens Du Perron, Slauerhoff, Vestdijk, Elsschot. Forum-twee toont een heel ander beeld: Vestdijk is eerste, daarna komen Slauerhoff, Walschap, Du Perron, Ter Braak. Daarmee hangt samen een verschuiving van accent van essay naar roman en novelle, zoals blijkt uit de volgende cijfers. Forum-een: beschouwend proza 47,6%, tegenover Forum-twee 31,5%. Forum-een: roman, novelle 40%, tegenover Forum-twee 57,7%. Nog in een ander opzicht is het verschil kwantitatief te benaderen. Bij de tien auteurs die het meest bijdroegen aan Forum-een, waren slechts twee Vlamingen (Roelants was daar niet bij). In Forum-twee waren het er zes. Greshoff overdreef niet, toen hij sprak van twee verschillende tijdschriften. Toch lijkt het voor een adequate beschrijving van de verschillen beter elders nog een grens te trekken. Het is nu eenmaal een primair gegeven, dat Forum-twee geen eenheid vormde. Het bestond uit twee tijdschriften onder van elkaar onafhankelijke redacties, werkend vanuit verschillende culturele situaties en vanuit een ten dele verschillende problematiek. Het heeft daarom niet zoveel zin Forum-twee in zijn geheel te stellen tegenover Forum-een. Het Nederlandse deel van Forum-twee is veel meer een voortzetting van Forum-een dan het Vlaamse. In beide fasen waren Ter Braak, Du Perron, Slauerhoff en Vestdijk, gemeten naar de omvang van hun bijdragen, de belangrijkste auteurs, zij het niet in dezelfde volgorde. Het Nederlandse deel van Forum-twee is minder agressief, minder principieel dan Forum-een, maar het zijn graduele verschillen binnen eenzelfde mentaliteit. Het Vlaamse deel van Forum-twee heeft veel minder het karakter van voortzetting van Forum-een, het is een geheel nieuw Vlaams tijdschrift.
In het Vlaamse deel is de positie van de literatuur en van de schrijver bijna voortdurend onderwerp van discussies. Grotendeels vinden die plaats in De keerzijde, de Vlaamse tegenhanger van Panopticum, maar ook daarbuiten komt | |
[pagina 20]
| |
het onderwerp ter sprake. Centraal staat de vraag naar de verhouding van literatuur tot levensbeschouwing. Een aspect daarvan komt tot uiting in de verdediging van literaire werken tegen de aanspraken van een ondeskundige, door levensbeschouwelijke vooroordelen gekleurde kritiek. Forum verzet zich tegen de overheersing van het literaire leven in Vlaanderen door een klerus, die met een benepen moraal de ontwikkeling van het ‘neo-naturalisme’ in de weg probeert te staan. Zelfs Ernest Claes moet tegen fatsoensrakkers in bescherming genomen worden.Ga naar eind96 Zoals bekend is vooral Walschap mikpunt geweest van klerikale agressie. De keerzijde levert commentaar op het organiseren door geestelijken van moties tegen het werk van Walschap onder een groot aantal jongeren-organisaties. Roelants concludeert: ‘de Vlaamsche schrijvers worden overgeleverd aan een moraliseerenden kinder-sovjet.’Ga naar eind97 Het is geen wonder dat Walschap na een bezoek aan een door fascisten bevoogde boekententoonstelling in Napels sarcastisch opmerkt: ‘Welk schitterend voorbeeld van bescheiden dienstbaarheid werd ons hier gegeven door tientallen Italiaansche schrijvers [...].’Ga naar eind98 Kritiek en pressie zijn slechts één aspect van bevoogding. Men eiste van de kunstenaar niet slechts dat hij bepaalde zaken verzwijgt, hij moet getuigen. Volgens Walschap doet de schrijver niets anders, maar men wil, dat hij getuigt voor de waarden van anderen. Getuigt hij voor zijn eigen waarden, dan heet dat kunst om de kunst.Ga naar eind99 Niet alleen de kerkelijke machthebbers bedreigden de vrijheid van de schrijver, de opkomst van het nationaal socialisme stelde het probleem van zijn politiek engagement. Een artikel van Brulez, Spiegel of bokswant?Ga naar eind100 werd aanleiding tot een gedachtenwisseling over deze kwestie. De in de titel genoemde attributen moeten elk een opvatting weergeven over de taak van de literatuur. Enerzijds stelt men, dat literatuur een spiegel voorhoudt aan de natuur, anderzijds eist men dat de schrijver zich in dienst stelt van een ideologie. Brulez meent, dat ook tegenover de toenmalige wereldconjunctuur de schrijver tot taak heeft te spiegelen. Maar hij maakt één uitzondering: het is niet denkbeeldig, dat het nationaal socialisme de autonomie van de literatuur bedreigt; men zie de boekverbrandingen in Duitsland. Waar de vrijheid van gedachte en van pers in gevaar komen, is er voor de schrijver geen andere houding mogelijk dan het verzet. ‘[Athenes] gewone verblijfplaats is de verheven Olympos. Maar als het nood doet en alleen wanneer het nood doet, daalt zij in de vlakte en mengt zich in het strijdgewoel.’Ga naar eind101 Lamberty, Brulez gedeeltelijk misverstaand, stelt, dat kunst en literaire schoonheid niet ophouden waar de politieke en sociale strijd begint.Ga naar eind102 Literatuur is niet afhankelijk van het onderwerp, maar van de manier waarop iets is geschreven. Lamberty probeert de strijd te verleggen naar het bekende terrein van de verhouding vorm-inhoud, maar Brulez houdt stug vast aan zijn uitgangspunt: de plaats van de tendens in de kunst en het politiek engagement van de auteur. Een tweede dierbaar thema van De keerzijde is de Koninklijke Vlaamsche Academie, waarmee de verhouding al even gespannen was als die van de Nederlandse redactie met de Maatschappij. Uitingen van folklore en provincialismen hebben eveneens bijgedragen tot de humor van De keerzijde. | |
[pagina 21]
| |
Geeft een rubriek als De keerzijde en een aantal principiële artikelen een vrij duidelijk beeld van de stellingname van de Vlamingen in een aantal zaken, het beleid met betrekking tot de publikatie van romans, novellen en poëzie is moeilijker te doorgronden. Wat is de grootste gemene deler van de besmuikte boudoir-perversiteit van Het jeugdavontuur van Leo Furkins en de koortsachtige waarheidsdrift van Celibaat? Of van het pastel-masochisme van Monsieur Hawarden en de tot ironie gestolde emotie van Tsjip? Om nog maar niet te spreken van de reeks Gijsen, Herreman, Lamberty, Matthijs, Van de Voorde. Het enige beleid dat te ontdekken valt is het streven naar een zo groot mogelijk aantal medewerkers, met het oog op een zo groot mogelijk aantal abonnees. In dat opzicht mogen de verschillen binnen de Nederlandse afdeling minder extreem liggen, ook daar treft men medewerkers aan, die zo zij het leerstuk der persoonlijkheid al onderschrijven, bezwaarlijk kunnen verdacht worden van afkeer van sierpoëzie of van vormencultus: Binnendijk, Bloem, Engelman, Keuls, Marsman, A. Roland Holst, etc. Om dan nog maar niet te spreken van de redacteuren Van Vriesland en Vestdijk, van wie de laatste achteraf openlijk zijn ketterijen heeft beleden.Ga naar eind103 Trouwens, ook in de eerste jaargangen - en in welk tijdschrift eigenlijk niet? - staan bijdragen waarvan de opname bezwaarlijk kan berusten op toetsing aan het programma. Wie zoekt naar continuïteit en verschillen tussen jaargangen en afdelingen heeft alleen houvast aan avouerende bijdragen, om een zeer bruikbare term van Van Ostaijen te gebruiken. In de Nederlandse afdeling van Forum-twee valt op, dat de kwestie van de schoonheid op de achtergrond is geraakt. Welbewust, zoals men kan opmaken uit uitlatingen van Ter Braak op een lezing in Utrecht.Ga naar eind104 Er voor in de plaats kwam een vergrote aandacht voor verschijnselen van politieke aard. Het aandeel van Ter Braak aan Forum-twee moge in pagina's uitgedrukt slechts een kwart hebben bedragen van wat hij bijdroeg aan Forum-een, een groot deel er van zijn Panopticums en als zodanig in hoge mate bepalend voor het karakter van het tijdschrift. Forum was een tijdschrift voor letteren en kunst, politiek was contractueel een verboden onderwerp. Des te opvallender is de aandacht die desondanks werd besteed aan het opkomend nationaal socialisme en het fascisme. De helft van Ter Braaks Panopticums in Forum III zijn er aan gewijd. Zijn artikel, Het instinct der intellectueelen,Ga naar eind105 geeft precies aan waar zijn engagement aangrijpt: ‘[...] geen intellectueel, die over zooiets beschikt als instinct, kan er prijs op stellen, dat een oorspronkelijke gedachte, in het openbaar geuit, voortaan met de doodstraf wordt gehonoreerd. Levensvoorwaarde voor het “denken” is de “vrijheid”: twee woorden, die twintig jaar geleden als gemeenplaatsen zouden hebben geklonken, herkrijgen thans een verschrikkelijke actualiteit ...’ Ter Braak is in dit opzicht geen eenling. Men denke aan de stellingname van Brulez. Voor vele intellectuelen van de dertiger jaren zijn literatuur en politiek gescheiden gebieden. Du Perron, die de gevaren van de politieke ontwikkeling goed heeft gezien en die schrijft over de noodzaak van een apart (!) blad voor politieke zaken, kan het niet laten overwegend als estheet te reageren op het nieuwe socialistische maandblad De Nieuwe Kern: er staan wel enkele goede dingen in over Spanje, maar wat vooral opvalt is de lelikheid van dit soort tijdschriften.Ga naar eind106 Halfbakken nazi's, fascisten en communisten worden op één lijn ge- | |
[pagina 22]
| |
plaatst. Vanuit het gezichtspunt van de schrijver zijn ze gelijkelijk potentiële bedreigingen voor zijn vrijheid. Het thema van de sierpoëzie komt nog eens aan de orde in de zgn. roesdiscussie tussen Marsman en Ter Braak.Ga naar eind107 Du Perron vatte de gedachtewisseling bondig, maar niet onbillijk, samen als ‘een van de onvruchtbaarste advokaterijen die een behoorlik mens heeft kunnen bijwonen in onze literatuur.’Ga naar eind108 Ter Braaks afscheid van Forum heeft een teleurgestelde toon.Ga naar eind109 De optimistische verwachting van 1932, dat men veranderingen kon bewerken en vergeten waarden doen herleven is ongegrond gebleken. De enige verdienste van Forum is wellicht geweest de bijdrage van een weinig ‘gezond verstand’.
Het ligt voor de hand te vragen hoe de tijdgenoten hebben gereageerd op het verschijnsel Forum. Heeft het tijdschrift invloed gehad? Het antwoord is niet eenvoudig. Wat is invloed en hoe meet men die in dit geval? Forum heeft nooit een grote lezerskring gehad. Exacte cijfers ontbreken, o.a. door het verloren gaan van het uitgeversarchief in de meidagen van 1940. Het aantal abonnees zal geschommeld hebben tussen de 200 en 400 en is na de reorganisatie in 1934 het hoogst geweest. De abonnees van de eerste twee jaargangen waren overwegend Noord-Nederlanders, die van de laatste twee overwegend Zuid-Nederlanders. Toch zeggen oplagecijfers als deze alleen maar iets in vergelijking met die van gelijktijdig verschijnende tijdschriften en zelfs dan houdt een dergelijke puur kwantitatieve norm geen rekening met factoren als b.v. het milieu waarin het tijdschrift gelezen wordt en de invloed die van een dergelijk milieu uitgaat. Binnen de omvang van deze schets is het slechts mogelijk een onvolledig antwoord te geven op de vraag: hoe werd het tijdschrift Forum beoordeeld door andere, gelijktijdig verschijnende literaire tijdschriften? Zoekend naar het antwoord op die vraag krijgt men een betrekkelijk beperkt materiaal. Uit de geringe omvang daarvan kan men geen conclusies trekken. Tijdschriften besteden in het algemeen niet veel aandacht aan elkaar; meestal bespreekt men werk, dat in een ander tijdschrift gepubliceerd is, nadat het in boekvorm is verschenen. Als tijdschriften elkaar vermelden is dat vaak, omdat er verschil van mening is en dat is uiteraard mee bepalend voor de wijze waarop over elkaar gesproken wordt. De Vlaamse tijdschriften leveren vrijwel niets waaraan men conclusies betreffende een oordeel over Forum zou kunnen verbinden. De Dietsche Warande en Belfort refereert in de rubriek Ringsteken trouw aan het belangrijkste uit Forum, maar onthoudt zich van een oordeel. Dat is het belangrijkste gegeven, tenzij men niet-vermelden belangrijker acht. De indruk die het lezen van Noordnederlandse tijdschriften nalaat is, dat men Forum wel belangrijk vindt, maar tevens niet sympathiek. Dat blijkt b.v. heel duidelijk uit wat Heeroma, terugblikkend op 1932, schrijft: ‘Aan de verschijning van Forum, wel de belangrijkste gebeurtenis van het literaire jaar 1932, moeten we een enigszins uitvoerige beschouwing wijden. [Dat is geen genoegen], maar Forum is een merkwaardig ontwikkelingsstadium van de vitalistise richting, d.i. van de officiële letterkunde en oefent ook de daaraan inherente in- | |
[pagina 23]
| |
vloed op het letterkundig leven der klerikalen uit. M.a.w. Forum is op 't ogenblik een leidend tijdschrift, hoezeer men zich daarover ook mag generen.’Ga naar eind110 De gêne is, zoals men uit het vervolg van het artikel kan opmaken, niet zozeer een gevolg van het ingenomen standpunt, alswel van de wijze waarop het wordt gepropageerd. Heeroma herinnert zich, dat de discussie in De Vrije BladenGa naar eind111 tussen Coster en o.a. Binnendijk over de rol van Herman van den Bergh ook vrij fors werd gevoerd, maar de manier waarop Du Perron polemiseert is daarmee vergeleken geheel nieuw. Met Du Perron ‘deed de proleet zijn intrede in onze literatuur.’Ga naar eind112 Een opmerking die men ook elders vindt, is dat niet Roelants, maar Greshoff de derde man is van Forum. Om in confessionele kring te blijven: Van Heugten vindt Forum geen vooruitgang vergeleken bij De Vrije Bladen. ‘Marsmans veerend geluid dat de Vrije Bladen bezielde, schijnt gebroken op de Rostra van het Forum. De plaats van de kroonprins is ingenomen door twee schoolmeesters [...]. Met de Paleisrevolutie, waaruit Forum geboren werd, is de kortstondige heerschappij van een Vitalisme, dat meer een prachtig élan dan een vruchtbare houding beteekende, geëindigd. Alle discussie over creatief vermogen en vormkracht wordt reeds historie. De oudere poëten als A. Roland Holst, Nijhoff en Bloem gaan hun weg zonder door de tijdschriftschermutselingen merkbaar te worden beïnvloed.’Ga naar eind113 Toch is Forum, volgens Van Heugten een periodiek ‘dat meer dan eenig ander de litteraire aandacht trekt.’ Tegenover de welwillende houding van Engelman in De Nieuwe Eeuw, staat de negatieve van Van Duinkerken in De Gemeenschap: ‘Er staan in “Forum” gedurig bijdragen, wier beginselen over de levenskunst, wanneer zij juist waren, alle leven voor altijd onmogelijk zouden maken.’ De kritiek op Coster bevat volgens Van Duinkerken niets nieuws na wat Gerard Bruning al had gezegd. Ook Van Duinkerken neemt gaarne afscheid van domineesland, maar dan zou hij toch wel graag weten waarheen men vervolgens gaat. ‘En in zoverre verzet ik mij als katholiek tegen “Forum”, dat daar op deze vraag geen bevredigend antwoord wordt verschaft. Men zoekt er een onbewoond eiland zonder dominees, maar nauwelijks is men geland of men speelt zelf den dominee en predikt een orthodoxie, al is het dan de orthodoxie van de ongebondenheid.’Ga naar eind114 Knuvelder kwalificeert het tijdschrift en passant als ‘het soms wel geestige en altijd leesbare onafhankelike tijdschrift dat echter alle gemoedsdiepte en levenslust mist.’Ga naar eind115 Henk Kuitenbrouwer in De Nieuwe Gemeenschap grijpt het verschijnen van Het land van herkomst van om zijn indruk van Forum te geven. Het is een maandschrift ‘waarin nog steeds de afval van Vlaanderen (geholpen door de onnozelen voor wie zo'n deftig tijdschrift ideaal is) zich gelukkig één voelt met de vuilnis van Noord-Nederland [etc.].’Ga naar eind116 Hetzelfde tijdschrift, dat zoals bekend is geworden hoge idealen koesterde, had grote bezwaren tegen de wijze waarop de samenwerking met Vlaanderen was gerealiseerd. Alleen al de aanwezigheid van Gijsen en Walschap zou de Groot-Nederlandse gezindheid van Forum verdacht maken, meent Ad. Sassen, die in de uitbreiding van de Vlaamse redactie niets anders kan zien als ‘koloniale expansiedrift’.Ga naar eind117 De animositeit van De Nieuwe | |
[pagina 24]
| |
Gemeenschap tegenover vooral het Vlaamse deel van Forum was niet gering. Als het bericht van Forums verdwijnen is doorgedrongen, vraagt Kuyle: ‘En wat gaan nu Marnix, de overlooper, de literaire busdokter Walschap, en de in schoonheid's ezelsdracht reeds jaren en jaren gezwollen côterie van behoorlijk gekleede provincialen doen?’Ga naar eind118 Wat Coster dacht van Forum staat niet in De Stem. In juni 1932 schrijft hij aan Donker dat hij het tijdschrift niet meer wil zien. ‘Iedere dag op straat zie je gemeenheid en vuil, - mishandelde dieren, zieke kinderen, wat al niet - waarom zal ik de faits et gestes van deze verdwaasde hondsvotten in mijn kamer halen?’Ga naar eind119 Donker geeft en passant zijn oordeel als hij schrijft over het werk van Greshoff: ‘Een groot deel der schrijverswerkzaamheid van Greshoff en van zijn makkers Du Perron, helaas ook Ter Braak [...] en van tijd tot tijd ook Slauerhoff [...], bestaat in het zoo geestig of kleineerend mogelijk formuleeren hunner minachting voor de rest van het menschdom - de inhoud van het tijdschrift Forum wordt grootendeels gewijd aan ergernis of vreugde over zooveel stommiteit.’Ga naar eind120 Op Forum doelt Donker waarschijnlijk ook als hij in Critisch Bulletin schrijft: ‘[...] niet vaak hebben schrijvers elkaar op een zoo nàre manier niet verdragen als de generatie die in ons land opgroeide in de oorlogsjaren en tusschen 1920 en '30 debuteerde. Deze generatie zet elkaar in een akelig onverkwikkelijke en grootendeels zinloze guerilla den voet dwars.’Ga naar eind121 Een heel ander aspect van Forum komt naar voren in De Litteraire Gids van december 1935. Volgens dit blad, dat veel aandacht heeft besteed aan Forum en zijn medewerkers, werd het literaire leven in 1935 bepaald door wat de ‘Forumtrust’ wordt genoemd. ‘De Forum-groep streefde naar de hegemonie en niet zonder succes.’Ga naar eind122 De strategische punten waren Het Vaderland en de N.R.C., die door Van Vriesland tot een verlengstuk van Forum werd gemaakt. ‘En we moeten maar afwachten in hoeverre door het verdwijnen van Forum-zelf de trust zal worden verzwakt. Op het ogenblik ziet het er naar uit dat “Groot Nederland”, het steunpunt van het realisme nog wel, in de combinatie zal worden opgenomen.’ Er staat volgens De Litteraire Gids, geen aanwijsbare macht tegenover deze concentratie. Het blad meent, dat verachting voor het publiek en côterievorming, het schrijven voor elkaar van medewerkers en redacteuren, de ondergang van Forum heeft bewerkt: er waren te weinig abonnees. Van Heugten neemt afscheid ‘Sine affectione’.Ga naar eind123 Forum was een tijdschrift ‘welks ijzige adem alle muzen en feeën in den lande tot Gorgonen deed verstarren.’ Het bovenstaande is een beperkte keus uit een onvolledig materiaal. Toch is het niet waarschijnlijk dat het beeld veel zal veranderen als men b.v. de dagbladpers in het onderzoek betrekt. Voor zover kranten al op literaire tijdschriften reageren, gebeurt dat gewoonlijk door medewerkers die zich ook uitspreken via de tijdschriften.
Bovenstaande schets van Forum heeft geen andere bedoeling dan de lezer van de navolgende documentatie, die uiteraard weinig samenhang vertoont, iets te | |
[pagina 25]
| |
geven van een kader waarbinnen hij de vele feiten een plaats kan wijzen. Gezien de huidige stand van het onderzoek en de beperkte ruimte, moest het beeld onvolledig blijven.Ga naar eind124 Op één van de nog onvolledig onderzochte aspecten van Forum, de relatie van het tijdschrift tot de politiek-sociale achtergrond van de jaren dertig, wil ik tot slot nog even en dan iets persoonlijker ingaan. Het probleem wordt aan de orde gesteld in een recent artikel van Annie Romein-Verschoor n.a.v. de briefwisseling tussen Ter Braak en Du Perron. In De GidsGa naar eind125 haalt zij persoonlijke herinneringen op aan de relaties van haarzelf en van Jan Romein met Forum, wat volgens haar eigenlijk betekent Ter Braak en Du Perron. Ik heb het artikel met stijgende verbazing gelezen. Allerlei publiekelijk toegankelijke gegevens over Ter Braak en Du Perron die hun situatie typeren - en niet alleen de hunne - en die ik tot nu toe had beschouwd als vanzelfsprekend en onmisbaar materiaal voor een gelijkend beeld, blijken sterk emotioneel beladen. Wat ik had aangezien voor feiten, blijken ‘dwalingen’ te zijn die aanleiding geven tot de volgende retoriek: ‘Is het hard deze dwalingen te belichten van twee mannen die er hartstochtelijk naar gestreefd hebben het fatsoen te redden in een wereld die aan het onfatsoen dreigde onder te gaan? Maar, mijn god, hoe zullen we ooit duidelijk kunnen maken hoe tragisch hun leven geweest is, wanneer we dat alles blijven verbloemen.’Ga naar eind126 Nu weet ik wel, dat men op retorische vragen niet moet antwoorden, maar ik maak voor deze keer graag een uitzondering. Het antwoord is: neen, dat kunnen we niet, maar wie wilde er eigenlijk iets verbloemen? De suggestie van het verbloemen alleen al is voldoende om aan iets onbehoorlijks te denken. Maar de door Annie Romein vermelde feiten jagen lang niet ieder het schaamrood naar de kaken. Een deel van de dwalingen is uitvloeisel van een politieke ideologie waarin ‘het vrije denken en schrijven zo centraal [stond], dat zij geneigd waren alle totalitairen, communisten en fascisten, op een hoop te gooien.’Ga naar eind127 Ik moet mij sterk vergissen als deze dwaling intussen geheel is uitgeroeid en daarom is er altijd nog een redelijke kans dat iemand ooit eens opschrijft wie es eigentlich gewesen, uit pure naïveteit en zonder enige schaamte. Hij zal dan zeker niet de belichting kiezen die Annie Romein de toekomstige biograaf van Ter Braak en Du Perron aanbeveelt. Deze moet volgens haar o.a. aandacht schenken aan het ‘typisch literatenkarakter van de beide vrienden en hun dilettantisme in het politiek-sociale’, aan hun ‘overschatting van de maatschappelijke betekenis van de literaat’, en aan ‘hun beperkte kennis van hun eigen volk buiten de literaire wereld om.’Ga naar eind128 Dat lijkt een aardig program, tot blijkt dat Annie Romein daarmee haar biograaf niet ‘de meest positieve aspecten’ heeft aangewezen. Vanuit welk gezichtspunt, vraagt men zich af, is het allemaal zo verwerpelijk? Ook dat is een retorische vraag. De kern van de zaak is, lijkt mij, dat Annie Romein nog altijd geen vrede kan hebben met de gedachte dat zij ooit object is geweest van de literatenhoogmoed van Ter Braak en Du Perron. Zij stelt, nog net als vroeger, haar hybris van gelovige tegenover de hunne en verwijt hun naieveteit, gebrek aan kennis en inzicht. Vanuit een dergelijk gezichtspunt moet, dacht ik, de biografie van Ter Braak en Du Perron, noch de geschiedenis van Forum geschreven worden. Het lijkt niet onnut dat te beklemtonen. Wanneer Annie Romein schrijft: ‘Het is uit een historisch oogpunt boeiend hun houding tegenover Marx en het marxis- | |
[pagina 26]
| |
me te vergelijken met die van de huidige generatie’,Ga naar eind129 dan duidt zij het gevaar precies aan. De kans dat de huidige generatie Ter Braak en Du Perron en daarmee Forum misverstaat, is niet gering. Dat misverstand zou bijvoorbeeld kunnen inhouden dat de stage sloop van hiërarchieën, autoriteiten en bijpassende leuzen werd ingegeven door een drang naar gelijkheid. Maar Forum streefde niet naar ‘democratisering’. Het ontmaskerde omdat het tegenover de hiërarchie-van-wie-ook de eigen hiërarchie wilde poneren, die waarvan de top werd gevormd door de dichter-filosoof die door niets en niemand wordt belemmerd in zijn taak om de waan te verdrijven en de waarheid aan het licht te brengen. Is dat hybris? Akkoord, maar waarom is het geloof in een andere hiërarchie dat dan niet? Forum is historie geworden. Dat wil niet zeggen, dat alle aspecten van het tijdschrift hun actualiteit hebben verloren. De nadruk op de persoonlijkheid bij de beoordeling van kunstenaar en werk is een weinig literair, het is een ethisch uitgangspunt. De uitwerking die Forum daaraan gaf is niet alleen maar tijdgebonden. Leuzen immers, mogen veranderen, het démasqué blijft een onveranderlijke noodzaak. L. Mosheuvel | |
[pagina 29]
| |
Ter Braak in Sestri Levante, 1935
|
|