Woord vooraf: een verloren wereld
‘Als je ooit verdwaalt,’ zei mijn vader wel eens toen ik klein was, ‘en je bent in een wildvreemd dorp, dan kun je het beste vragen naar het huis van de notaris.’
‘Van de dominee,’ verbeterde mijn moeder, ‘ga maar naar de dominee.’
‘Hè, breng dat kind nu niet in de war,’ zei mijn vader dan, quasi verstoord. ‘Je gaat naar de notaris, en als die er niet is, de burgemeester.’
‘Neem de dominee maar hoor,’ fluisterde mijn moeder plagerig. Haar familie telde veel dominees, de vader van mijn vader was notaris, en dat verklaarde het verschil van mening.
Ik heb nooit hoeven kiezen tussen de tegenstrijdige aanwijzingen van mijn ouders. Maar ik voelde dat achter het dialoogje een verloren wereld schuilging, een wereld vol zekerheden, waar iedereen wist wat je moest doen in een noodsituatie. Waar in elk dorp een burgemeester, een notaris en een dominee in hun grote huizen zaten te wachten tot de dienstbode een verdwaald meisje zou binnenbrengen.
Wat ik in dit boek heb geprobeerd, is om althans een deel van die verloren wereld vast te leggen. Te beschrijven hoe er werd geleefd en gedacht in de huizen van de dominee en de notaris, de burgemeester - en de rest van de Nederlandse bovenlaag.
Geografisch en naar godsdienst waren er binnen die bovenlaag aanzienlijke verschillen. Ook sociaal gesproken lagen tussen ‘top-elite’ en ‘gewoon-netjes’, tussen de dorpsdokter, de belastingambtenaar en de Amsterdamse patriciër nog wel grote afstanden. Maar ik geloof dat er veel was dat deze ‘deftige lui’