| |
V. Hooftstuc,
Verandering der Woordleeden, en Onderscheiding nae zulx.
De derde Eigenschap der woordleeden in haerzelven aengemerct is de Verandering.
De Verandering die de Woordleeden in haer zelven lijden is tweederlei: 1 Enkelde, 2 Dubbelde.
De Enkelde Verandering is vijfderlei: 1 Talverandering, 2 Lettertrap-verschicking, 3 Grootheits-verandering, 4 Letterverschicking, 5 Letterwisseling.
I. Deeze Talverandering is een verandering der Woordleeden waer doorze met de zelve stof meerder of minder in getal worden. Is tweederlei.
1 Woordlitmenging, waer door twee of meer Enkelde Woordleeden tot een veranderen, met vermenging van haer stof onder eene form.
Als wanneer de twee leste Woordleeden van Matthéeüs tot een veranderen, alsmen zeit Mattheews: Zoo in Bartholomeews of Bartholomees vierleedich, van Bartholoméeüs vijfleedich: in Thesej van Theseï: in Iesus van iësus. In't Griex wort deeze Verandering Synaeresis en Episynaloepha genoemt.
2 Woordlitscheiding, wanneer de stof van een Enkel Woordlit noch een of meer formen aenneemt, en alzoo in twee of meer leeden verandert.
Heet by de Grieken en Latijnen Diaeresis. En geschiet op twee wijzen: l Als-men de Woordleeden, die merkelijc gemengt zijn weeder scheit: Gelijc Mattheews scheidende in Matthéeüs. 2 Door te scheiden, die niet schijnen gemengt te zijn: Als wanneermen van werlt/ een ongemengt Woordlit schijnende, nochtans twee maect, zeggende weerelt of werrelt: Zoo van verw/ verruw: van toorn/ tooren: van sterf/ stee-ërf: van Hoonich-bien/bijëen: van ijs/ ijïs: van weent wee-ënt: van aulae, aulaï.
II. De Lettertrap-verschicking inde Woordleeden is, wanneer de Opper-lettertrap in een andere plaets verschict wort.
| |
| |
Als wanneermen voor joffrou/ zeit ieffrou: voor iemant/ jeemant: voor ijgelijc/ jeegelijc: voor a Djeu, gelijc de Franse spreeken, adieu/ gelijc wy zeggen. In welke alle de Opperlettertrap in't eene Woordlit op i zijnde, in't ander op de volgende vryje Klinkletter zijn plaats verandert heeft.
III. De Grootheits-verandering der Woordleeden is, waar doorze meerder of minder van stof worden.
Is 1 Letterbyvoeging of Lettermeerdering, 2 Letterweering.
De Letterbyvoeging is, waer door een woordlit meerder van stof of Letteren wort, of wanneer by een Woordlit een of meer Letteren gevoecht worden.
Als wanneer by min gevoecht wort een t/ en gezeit mint: Zoo ooc als wit verandert in witst: man/ in mans: ver/ in veer.
Is tweederlei: 1 Grondmeerdering, 2 Cleefmeerdering.
De Grondmeerdering of Grondletter-byvoeging is, als by den gront eens Woordlits een of meer Letteren gevoecht worden.
En is weeder 1 Grontrecking, 2 Gronts-schilmeerdering.
Grontrecking is, als den gront met een of meer eenvormige Letteren vermeerdert wort: en alzoo de voorige corter grondletteren tot langer uitgerect.
Als kijnt van kint/ Dīana voor Dĭana, ic coom voor ic com. Wort in't Griex genoemt Diastole en Ectasis.
Gronts-Schilmeering is, alsser by een Woordlit een of meer Schilvormige grondletteren gevoecht worden.
Als wanneer by den gront van goe/ boo/ moe/ gae/ een j gevoecht wort aldus, goej/ booj/ moej/ gaej: Zoo van ic zech/ ic lech/ ic zei/ lei. Deeze verandering wort ooc Parenthesis geheeten.
Cleefmeerdering of Cleefletter-byvoeging is, als by een Woordlit een of meer Cleefletteren gevoecht worden.
Deezer Soorten zullen wy om de cortheit en klaerheit in een Taefel voorstellen.
| |
| |
De Letterweering is, wanneer van een Woordlit een of meer Letteren af gedaen worden.
Is rechtstrijdich teegen de Letter-byvoeging, en heeft daer oover eeveveel soorten als die: elc deezer, het teegendeel van die weezende: in't midde van welke, de Onverandertheit in groote, staet, ten wiens aenzien geene Byvoegingen, en deeze Weeringen zijn.
IV. De Letterverschicking der Woordleeden is, waer door een of meer Letteren eens Woordlits, in een andere plaets desselven gestelt worden.
Dit kan geschieden met verplaetsing der letteren in een selfde deel der woordleeden, 'tsy inden Gront, 'tsy in't Voorcleefsel, 'tzy in't Naecleefsel: ofte van't eene deel in't ander, als onder andere van't Voorcleefsel in't Naecleefsel, en het teegendeel, 'twelc meest gebruikelijc is: Als Evandre voor Evander, corst of crusta, vers of fris.
| |
| |
V. De Letterwisseling der Woordleeden is, als een of meer letteren uit een woordlit geweert, en andere in haer plaets gestelt worden:
Is driederlei: 1 Grondletterwisseling, 2 Cleefletterwisseling, 3 Ooverdeelige Letterwisseling.
De Grondletterwisseling is, als een of meer Grondletteren geweert, en andere in haer plaets worden gestelt.
Als in kerre/ karre; bringen/ brengen; worden/ werden; gunst/ gonst; connen/ cunnen; steert/ staert; ic heet/ ic hiet; buer/ beur (op zijn vlaems): Baes/bcocos; speelen/ speulen; vier/ vuer; Broer/ breur (gelijkmen te Dordrecht zeit); dou/ duu; vaech/ veech; kieken/kuiken; bruigom/ breugom; boec/ bouc; zoet/ zuet; voogel/ veugel; woon/ weun; vuil/ veuil; &c. Slijp/ sleep; roep/ riep; slaep/ sliep; cruip/ croop; zit/ zat; &c. Meer/ mare; coper/ cuprum; &c.
De Cleefletterwisseling der Woordleeden is, als een of meer Cleefletteren geweert, en andere in haer plaets gestelt worden.
Dit geschiet of in't Voorcleefsel, of in't Naecleefsel: en zoude daer oover, in Voorletterwisseling en Naeletterwisseling, connen onderscheiden worden. Yder van al de Cleefletteren, can wel voor elc van al de zelve verwisselt worden: doch de aldergemeenste verwisseling der Cleefletteren in alle Spraeken, en met naemen inde onze, is, vande Lichte voor haer zwaere, en het teegendeel. Naest deeze is de ooverige wisseling der Doofluidende met haer eevediepe meest gebruikelijc.
Voorder machmen de Verwisseling der Cleefletteren onderscheiden nae de oovereencomst en 'tverschil dat de Gewisselde letteren met malcander hebben op de volgende wijs
1. |
{ g in γ |
Dit doen de Engelsen geduerich, zeggende γod voor God/ &c. |
1. |
{ z in d |
Als midde, midze; cuddeboter, cudzeboter; cnoddich, cnodzich; voddich, vodzich; dus, zus; zwei, duo; zech, dico; joer of zjoer van diurnus. |
1. |
{ v in b |
Zuiver, seuber;&c. boodem, vadum; neevel, nebula; habere, avoir, havere. |
| |
| |
2. |
{ ch in k |
Zoec, zocht: werk, wrocht: Gorcom, Goorichem, teikenen, zeychnen; boec/ buch. acht/ octo: noch/ nec; des nachts, noctis. |
2. |
{ s in t |
Clitten, clissen: meit, meissens. dat, das; eeten, essen; vat, vas; quies, quietis; anas, anatis. glossa, glotta. |
2. |
{ f in p |
Cp, coft. pijp, pfeiff; kper, kauffer; hooft, haupt, neeft, nepos. |
3. |
{ g in ch |
Hooch, hooge; zaech, zaegen; wech, weegen. vraech, vraegde. ic gae, 'k chae; gaet, 't chaet. |
3. |
{ z in s |
Wijs, wijze. spijs, spijzde; was, wazdom; as, azdach; ijs, ijzbal. het zal, 't sal; ic zal, 'k sal. De Vriezen zeggen doorgaens voor z en v/ s en f. |
3. |
{ v in f |
Lijf, lijven; geef, geeven. leef, leevde; lof, lovdicht. vier, 't fier. vlam, flamma. voet, vry, efoote, free byde Engelse. |
4. |
{ γ in k |
Slic, sliγboot; rooc, rooγdamp. knaewen, γnawe by de Engelsen. |
4. |
{ d in t |
Gelt, gelden; Got, Gooden. vrucht, vrugdbaer; hooft, hoovddoec. dag, tag. dac, tectum; ad, attingo. |
4. |
{ b in p |
Loop, loob-baen; coop, coob-broot. boer, paur; blader, plater. Bidde, peto; baer, pario; boom, pomus; busse, pyxis; gebruic, praxis. ob, oppono; sub, supplico; scribo, scripsi; sorbeo, sorpsi. bosco, pasco. |
5. |
{ g in k |
Knap, gnap. rugge, rucke. knie, genu; koon, gena; gula, keel; cloen, glomus; ic kloc. glocio; cortina, gordijn; acker, ager; ic, ego; spiegel. speculum; rex, regis. |
5. |
{ z in t |
Zulc, tale. |
5. |
{ v in p |
Vis, piscis; Vaeder, pater; varken, porcus; voeten, pedes. vier, pyr;
veel, polys. Iupiter, Iovis. |
6. |
{ γ in ch |
|
6. |
{ d in s |
Ic deun, sono; ic doode, caedo. ad, assurgo; pes, pedis; pecus, pecudis; Chlamys, chlamydis. du, sy by de Grieken. aesem, adem. roos, rodon. |
6. |
{ b in f |
Druif, traub; lof, lob. af, ab; taefel, tabula; ob, offero; sub, suffero. erbarmen, ontfarmen, weef, web. |
7. |
{ r in l |
Aeker, eekel; staemer, staemel; kraewen, klaewen; Amsterdam, Amsteldam; epistre, epistola; apostre, apostel; intelligo, pelluceo, van inter en per; niger, nigellus; umbra, umbella. |
8. |
{ l in n |
Eeveneens, eeveleens; vastenavont, vastelavont; kerl, kern; balling, banling. kinderen, children in't Engels. ander, alter. in, illudo; con, colluo. Zon, sol; eezel, asinus, asellus. |
9. |
{ ng in g |
Ton-nge, tong-ge; van-ngen, vang-gen. |
9. |
{ n in z |
Pono, posui 'twelc wy uitspreeken pozui. |
9. |
{ m in v |
Veel, multus, meer. Heemel, heaven in't Engels. |
10. |
{ ng in γ |
|
10. |
{ n in d |
Ooverwinner, ooverwinder; maenen, maeden (of maejen); baenen, baeden. ad, annuo. |
10. |
{ m in b |
Schubbe, squama; om, ob; vroom, probus. bommezy, bombazy. sub, summitto; globus, glomus; scamnum, scabellum; bonus, melior. tetymmai voor tetybmai by de Grieken. |
| |
| |
11. |
{ ng in ch |
Breng, brocht; denk, docht. |
11. |
{ n in s |
Zwijn, sus, suis, pollis, pollen; findo, fissus; sanguis, sanguinis. genesis, genesin. typtomes voor typtomen by de Dooren; tis, tinos. |
11. |
{ m in f |
Geefme, geemme (voor geef my). |
12. |
{ ng in k |
Iong, jonk; zang, zank; gevangngenis, gevangkenis. |
12. |
{ n in t |
Clotte, clonte, bonus, bet, beter, baet, boete, haine, haet, canis, catulus, catus. |
12. |
{ m in p |
Rijm, rijp; komme, kop. trompet, trommet. schupo, squama. malus, peior; parvus, minor. polys, multus, plures. |
13. |
{ r in n |
Tooveraer, toovenaer; woekeraer, woekenaer; borreput, borneput. in, irruo, irrepo; munus, murus. |
14. |
r in { z |
Vercooren, vercoozen; gevrooren, gevroozen. vaeren, veezen (op zijn Briels). |
14. |
r in { s |
Ic verloor, verloos; verkoor, verkoos; was, waer. honor, honos; arbor, arbos; os, oris; corpus, corporis; jus, juris; pulvis, pulveris; uro, ussi; gero, gessi; quaero, quaesivi; verri, versum; cucurri, cursum. |
14. |
r in { d |
Verde, verre. schudde, scurra. ad, arripio. |
14. |
r in { t |
Hepar, hepatos. |
15. |
l in { z |
|
15. |
l in { s |
Abeel, abies; linden, findon, linteum. vello, vulsi. |
15. |
l in { d |
Spellen, spelden; alle, al de. volder, fullo, ad, allevo; sedeo, sella. lacryma, dakry; ulysses; odysseus. |
15. |
l in { t |
Pollepel, potlepel; krol, krot; Catelijne, Calle. |
Ooverdeelige Letterwisseling is, als een Grondletter voor een Cleefletter, of een Cleefletter voor een Grondletter verwisselt wort.
Als 1 De w met l in ic hou/ ic hiel of hil: zoude, zolde; oude, olde; &c. Bordeel, bordeau; maekereel, maquereau; aliquis, aucun. 2 De w met v in avus, oude; niew, novus; wijn, vinum; wint, ventus; weeduw, vidua. 3 De j met l in clarus, chiaro; flos, fjore, doorgaens by de Italianen. 4 De j met g/ in gy/ jy; gonst/ jonst; Georgius, Jooris. 5 De j met ch in zech, zey; lech, lei; dach, daye; wech, way; wachten, wayte, by de Engelsen. Hier onder zoudemen ooc connen brengen de verandering die inde volgende Voorbeelden te zien is: Butter, booter; schuttel, schootel; lecken, leecken; verr, veer; &c.
Waerschouwing/ 1 Een zelvde Enkelde Verandering, can dikwils ten verscheiden aenzien tot veelderlei Soorten van Veranderingen gebracht worden: Als 't welc is te reekenen voor een Woordlitmenging, ten aenzien datter uit de twee Woordleeden het/ welc/ een wort gemaect: doch ten aenzien datter by welc de Cleefletter t wort gevoecht, canmen't onder de Cleefletter-byvoeging brengen.
2 De Voorbeelden, tot verclaering vande voorbeschreeve Soorten der Enkelde Veranderingen aengeweezen, vervatten veel al een Dubbelde verandering in zich: moeten derhalven met onderscheit daer aengemerct worden.
| |
| |
De Dubbelde Verandering der Woordleeden is, die uit twee of meer Enkelde veranderingen bestaet.
Als in ic vrocht van ic werk is een Dubbelde Verandering, die bestaet I, uit een Letterwisseling, en die weeder verscheide, naemelijc 1. van v voor w/ 2. van o voor e/ 3. van ch voor k: II, uit een verschicking van r: III, uit een Letter-byvoeging, want een t achter by gevoecht staet.
Men zoude meenigerlei soorten van Dubbelde Veranderingen connen stellen: maer laeten't om de cortheit.
Nae deeze verandering zijn de Woordleeden te onderscheiden in 1 Enkel-veranderde, 2 Dubbel-veranderde.
De Enkel-veranderde zijn weeder op zoo veel wijzen, ende in zoo veel Soorten te onderscheiden, als met de Enkelde verandering is gedaen.
|
|