X. Hooftstuc.
De byzondere Onderscheiding der Vormen.
De Onderscheiding der Vormen in hooge Geslachten alleen, is nuu verhandelt: volgt dat wy die weeder onderscheiden, en dat met te beginnen van een Hoochste geslacht, en voort te gaen tot de laege Afcomsten.
Dit can op zeer meenigerlei wijzen geschieden: want elc der vierderlei voorbeschreeven onderscheidingen, can inden voortgang, of de eerste, of de tweede, of de derde, of de leste weezen: waer uit dan vierentwintigderlei wijzen van onderscheidingen ontstaen. Want elc der vier, eerst, en hoochst gestelt zijnde, connen de drie ooverige, door onderlinge verstelling, op zes wijzen volgen: en vier-mael zes maect vierentwintich wijzen. Beneffens noch de veelvuldige verandering, diemen inde vervolgende verspreiding deezer can te weech brengen, door het verstellen van yder der vier onderscheidingen, in haer zelven, en door mal-canderen. uit deeze groote meenichte zullen wyjer hier alleen een voorstellen, die ons voorneemen mach dienstich zijn, en genoech doen. En om hier in niet te lang, noch verdrietich te vallen: zullen wy de Bepaelingen of Beschrijvingen voorby gaen (als die genoech uit de voorgaende beschrijvingen inde hooge Geslachten gedaen, connen begreepen worden) en die alleen in een taefel vertoonen als volcht.