Dagelijks leeven van een wel-gesteld Christen, uit-gebeeld in verscheide zang-versen
(ca. 1720)–David Montanus– AuteursrechtvrijToon: Wat tong zal spreeken uit?Triumph; wij schrikken niet,
Als men de Dood aanziet;
Dia na Gods raad, verbreekt des aardsche kluis
Wy gaan die Christi zijn, in 's Hemels huys,
ô Goetheit wonder groot;
Want die heeft door zijn dood, de dood gedood;
Men zy 't gewis,
Dewijl hy is,
Door zijn kragt opgestaan;
En d'Hemel ingegaan.
2. Wy die met hem zijn een,
In 't sterven, gaan daar heen,
Hy is ons Heer, Man, Hoofd, vriend, broeder, schat,
Verlosser, Leydsman, heeft ons hand gevat;
Wy volgen hem hier na,
Door zijne kragt gesterkt, hy slaat ons ga,
En zegt weest vry
Verzekerd gy,
Die 'k voor mijn schaapen ken,
Zult komen daar ik ben.
3. Geloofd gy? zijt verblijd,
De dood is 't prikkel kwijd,
In plaats van kwaad te zijn, vrijd ons van kwaad.
Hoe veel en groot, is 't dat men dan ontgaat:
| |
[pagina 92]
| |
Wy zijn voor altoos vry,
Van duyvel, vleesch, en 's waerelds vleyery;
En snood verraad,
Van al het kwaad,
Waar onder men gebukt;
Gaat, en ons smert, en drukt.
4. God-vrugte zielen 'k zeg,
Neem wel in overleg,
Waar over gy hier klaagt, en is ontmoet,
Nog komen kan; of 't geen u vreezen doet,
Dat alles legt gy af,
Wanneer de dood u rusten doet in 't graf;
ô! Wijs bestel;
Dus merkt men wel,
Dat ons de dood niet staat
Ted vrezen, als een kwaad.
5. Ziet nog, wat wonder werk!
Die eeter, wreed' en sterk,
Geeft zoetigheid, brengt spijs, en voordeel aan,
Om dat wy door dien weg in 't leven gaan;
't Verstand werd gantsch verligt;
De wil bemind standvastig, dit gezigt
Van God verheugd;
Wie zal die vreugd,
Uit spreken? niemand niet;
't Geen daar de ziel geniet.
6. Triumph: kom Triumpheer;
In Christus uwen Heer,
Roep vrolik uit, ô! dood waar is de sne,
Uws Seyffens? Hel, uw overwinning mee?
Het scherp kwam door de wet;
Die is voldaan; en Satans kop verplet,
Weest zonder vrees,
Leg af dit vlees,
Om 't leven in te gaan,
In hoop van op te staan.
Eynde. |
|