Dagelijks leeven van een wel-gesteld Christen, uit-gebeeld in verscheide zang-versen
(ca. 1720)–David Montanus– AuteursrechtvrijToon: Amarille miabella:1.
Kom Salems Maagde-reije,
Schou Salomon uw' glory-rijke Koning,
Met zijn doorlugte krooning:
Waar mee ter praal zijn Moeder hem vercierde,
Wanneer men zeegevierde,
Met staatse pligten, de dag der Bruilofts vreugde;
Als zijn herte, als zijn herte, als zijn herte, zig bly verheugde.
Waar mee enz.
| |
[pagina 81]
| |
2. Wat's dit? ik schrik; luik oogen;
Een Tranenbron kom fluks 't gezigt bedwelmen,
'k Zie ach! verwoede schelmen,
't Gezalfde Hoofd, met doornen, oei! omringen:
'k Zie Bloed-fonteinen springen.
Vervloekte beulen, hoe kan uw spot sugt-dart'len
Met d'onnos'le, met d'onnos'le, met d'onnos'le
Dus te mart'len. 't Gezalfde enz.
3.
Nog gaat de Bloed-dorst verder:
De Ried-staf, die zijn vuist voor scepter hoonde,
En als spot-koning toonde,
Dient om die prikkels dieper in te perssen,
Hoor 't Bekkeneel eens knerssen!
ô Smaad! ô smerte! kan d'Hemel dit verschonen;
Dat men Iezus, dat men Iezus, dat men Iezus,
Zo zal kroonen. Dient om enz.
4.
Geen diamenten flonk'ren,
In Ophyrs Goud, Karbonkels nog Saffieren:
Uw' schedel kroon moet cieren,
't Robijne bloed, wiens Parel-druppels zijpen,
En baanen Purp're Strijpen,
Langs hals en kaken, tot in de Mantelzomen,
Ziet men tapp'ling, ziet men tapp'lings, ziet men
Tapp'lings, nederstroomen, 't Robijne enz.
5.
ô Sarons Roos bespikkeld,
Met bloed'ge dauw, voor dierbre Balsem geuren,
Hoe zie 'k uw' Lov'ren scheuren?
Met krassen; Palestijn, van melk en Honing,
Zo vrugtbaar; vind uw Koning,
Voor Lauw'ren telgen, een kroon uit doorne heggen:
'k Zie den vloekban, 't zie den vloekban, 'k zie den Vloekban op u leggen.
Met krassen enz.
| |
[pagina 82]
| |
6.
Wat sparje felle blikken
Mijn ziel, en star-oogt wraak, ziet op die rakkers?
Gy zelfs, zijt van haar makkers:
Die doornen zijn uit uwen grond ontsprooten;
Gy leeverd' zulke looten,
Tot kruin-cieraden, voor Iesus 't zijn uw zonden,
Die de Heiland, die de Heiland, die de Heiland
Zoo doorwonde. Die doornen, enz.
7.
Ruk af ô Ziel, de prikk'len,
Van Iesus smaad-kroon, vaag de bloedige banen,
Met biggelende traanen;
Die 't doornen spits, uit eigen hert deed' vloeijen,
Maar tragt u te besproeijen,
Met deeze drupp'len; Dat zijn genade stroomen
Die uit Israels, die uit Israels, die uit Israels
Rots-steen komen. Die 't doornen spits enz.
8.
De Bloed-stroom die met straalen
Uit yder wond, komt gudsende geronnen
Zijn zoo veel Balzem-bronnen,
Voor zielen smert, en smet; om z' in die plassen,
Te dompp'len en te wassen:
Laat dan de bloetschuld, zoo root zijn als scharlaken:
Iesus zalze, Iesus zalze, Iesus zalze
Sneeuw-wit maken, Voor zielen, enz.
9.
Oud-Roome zietge pralen
Met Stad- met borger- of victori-kranszen:
Door lugter luyster glanzen,
Heeft Iezus, met zijn Doornen-kroon bevogten:
Hy dempt de wangedrogten;
Hels-poorten dav'ren; en zijn onwinb're handen;
Die ontkluyst'ren, die ontkluist'ren,
| |
[pagina 83]
| |
Die ontkluyst'ren, zonde banden. Hy dempt enz.
10.
Mijn Iezus doorne kroone
Is om een glory-kroon, ons te verov'ren;
Met onverwelkb're lov'ren;
Zijn Ried-staf baard ons zegen Pallem-meyen;
Voor Sions Maagde-reyen;
Die hare kroonen van 't hoofd ter nederleggen;
Om het Lam zo, om het Lam zo, om het Lam zo
Dank te zeggen: Zijn Riet-staf enz.
|
|