Dagelijks leeven van een wel-gesteld Christen, uit-gebeeld in verscheide zang-versen
(ca. 1720)–David Montanus– AuteursrechtvrijToon: Leed een minnaar oit &c.1.
Hoe vergaapt gy u aan vergankelijke schat,
Blinde mensch! heeft die u ooit verzaat?
Denk, ag! denk dog, hoe voorspoeds wankelijk rad.
Altijd draaid, en nimmer stille staat
Wilt gy daar bouwen op.
Daar volgd berouwen op:
Want die nu praald,
Is aanstonds weer gedaald.
En geen behandigheid,
Stuit d'onbestendigheid.
Die vast wil gaan, moet daar niet vast opstaan.
2.
Wend dan, wend dan aan onversmadelijker vlijt;
Zoek een goed dat nimmer meer vergaat.
En denk, dat gy nooit uw Ziel schadelijker zijt,
Als wanneer gy na 't vergankelijke staat.
Het eenig wenschlijk goed,
Is boven menschlijk goed.
En 't geen vergaat,
De Ziele nooit verzaad,
De Ziels onsterflijkheid,
Eyst d'onverderflijkheid,
God, God alleen, steld haar hier in te vreen.
|
|