Dagelijks leeven van een wel-gesteld Christen, uit-gebeeld in verscheide zang-versen(ca. 1720)–David Montanus– Auteursrechtvrij Vorige Volgende 3. Ruste. 20. Nu met mijn Ziel een vollen herte lust, Soo ver als strekt mijn uiterste vermogen, Ik in mijn keus op dezen dag berust, En neeme voor, in uw', al merkend' oogen, Van nu voortaan niet meer te zijn mijn eigen, Maar d'uw' alleen, Drie-eene waare God; Die mijne Ziel tot deze keus quaamt neigen; Mariaas Deel verkies ik voor mijn lot. 21. Ik neeme voor, dat (als mijn hooft en Heer) Op u zal zijn, de zorge mijner zaken? Betuigende, met ootmoet, dat nooit weêr [pagina 55] [p. 55] Aan mijne kant, mijn feylen zullen maken 't Verbond te niet: want soo hebt gy gesprooken; Niet dat ik ooit misbruiken wil uw woort, Ia zoo veel meer (dus houd gy 't onverbroken) Will ik u vast aankleven van nu voort. 22. Ook weet gy, Heer! die hert en nieren proeft, Wat ik ontrent mijn vleesch hebb' voorgenomen, Op dat uw Geest daar door niet werd' bedroeft; Ik weet ook dat uw' kragt dat voor zal komen In my, zoo veel uw' wysheit goet zal vinden; Ook moet (des noods) my vrystaan nu voort-an, 't Vernieuwen van dit onderling verbinden, En 't nemen van een Afgeschrift daar van. 23. Als my de vrees of quaat vermoede quelt; Als ik hier na in duysternis zal wand'len; Als my 't gezigt van veele schult ontstelt, Ligt in de doot; dan zal my t'onderhand'len Van dezen dag, versterken door t'herdenken, Wanneer ik my daar op beroepen zal; En gy, ô God! zult my een af-schrift schenken, Op mijn verzoek, in allerley gevall. 24. Nu, 'k weet dat gy ook toestemt dit verbond, Want uwe schrift doet my daar van verklaring; Ik hebbe niet van noode tot mijn grond, Ook wagt ik geen nieuw' Hemel-openbaring, Dus hebb' ik uw' aanbieding aangenomen Op uw beding, en zal van uw beleit Verwagten dat my 't goed hier toe zal komen, En eindelijk uw' opper zaligheit. 25. Getrouwe God, all wat in dit mijn doen Gebrekkig is, vergeef dat, t'uwer eere, [pagina 56] [p. 56] En neem my aan in uwe Soon, mijn Zoen, In wien alleen ik alles nu begeere: En om mijn hert eens voor all t'openbaren, Verzegel ik dat God waaragtig is, In Iezus een verlosser te verklaren, Die tot dit werk volkomen magtig is. Vorige Volgende