Dagelijks leeven van een wel-gesteld Christen, uit-gebeeld in verscheide zang-versen
(ca. 1720)–David Montanus– Auteursrechtvrij
[pagina 42]
| |
Ga naar margenoot+Het Iok des Heeren.Stem: Ps. 118.1. All die belast zijt, en beladen
Gaat nergens anders, komt tot my?
Ik zal, verquikkend' uwe quaden,
U maken last- en lading-vry.
Neemt mijn Iok op, leert aan my wesen,
Oot- en zagt-moedig in het hert,
Soo vind gy uwe Ziel genesen,
Door rust van onrust, pijn, en smert.
2. Verwerp 't gerugt van 't swaar gewigte
Van mijnen Dienst, 't en is niet waar,
Mijn Iok is zagt, mijn last is ligt,
En mijn Geboden zijn niet swaar.
't Is last, dog mijn, en als den ballast,
Die 't Varen spoet, en niet ontrust,
Voor boosen, in nog-vleesch is 't al last,
Voor Vroomen, en nu-Geest all lust.
3. Het Iok der Wet, gy nog uw Ouders
Niet dragen nog verdragen kond,
't En geef geen kragt aen swakke schouders,
Nog 't en verschoont, als mijn Verbond;
Het draagt voor 't werk volkomen zorge,
Ik neem voor 't doen het willen aan;
't Kent geen betaling door een Borge,
En ik hebb alle schult voldaan.
4. Het Iok des Duyvels is seer lastig,
Sijn loon seer quaat, en hy Tyran,
Al dient de werelt hem standvastig,
Sijn lust is last; wagt u daar van.
Sijn Wet is boosheit, schaad' en schanden,
Mijn Wet is goetheit, voordeel, eer;
| |
[pagina 43]
| |
Verwerpt zijn boeyen, voor mijn banden,
Ik ben, als Hy, geen harden Heer.
5. Hoe dwaas is 't lagchen van de Werelt,
't Welk eind in eindeloos getraan,
Mijn Traan-last geeft een oog-gepereld,
Dat eens, vol lags, in gout zal staan.
Mijn voet-last is die af te houwen;
Maar om niet na de Hel te gaan;
En om geen Duyvels oit t'aanschouwen,
Soo wil ik d'oogen uitgedaan.
6. Mijn Cuis-last is, dat op te nemen,
Edog om my te volgen naar,
Ben ik of Simon wel beswemen,
Door over-last van 't Cruis-altaar?
Den weg is kort, het Cruis is ligte,
Zeer haast voor by, en werkt nogtans,
Gansch zeer uitnemende gewigte
Van noit-vergaande eere-krans.
D.M. Uyt. |
|