Loreley(1882)–Pol de Mont– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina VII] [p. VII] ‘Een vriendschapsdronk.’ Aan Jan van Beers. 't Hoofd met lauwren gekroond, bij 't gloren des Middags, zat in 't looverpriëel, in purperen feestdosch, Dido's zanger, met gade en dochter ten noendisch, toen ik hem naakte. Lokkend, boven het drijtal, wiegde de roode wijntros, vol van geestrijk vocht, in de groene ranken; tooverend schiep het licht door de blâren spelende nimben. Lavend kraalde de wijn in 't zilveren drinkvat; vogels zongen in 't wiegend loof hunnen wildzang; vrede, zonnigen lust en liefde weerkaatsten de oogen des zangers. ‘'k Groet u, Dichter des herten, sprak ik, mij buigend. 'k Groet u, eedle matrone en bloeiende jonkver; zegen schenken de hooge Goden u allen: zegen en liefde!’ [pagina VIII] [p. VIII] Toen bezag me met dankende oogen de vroede Zanger, bood mij den vollen kroes, en een zetel toonend, sprak hij mij toe: ‘Die schale geledigd, Dichter, als broeder!’ Ledig dronk ik de schaal met een enklen teuge. Doch, waneer van den wand, de Zanger de harp nam, 't eindloos zoete getril der snaar door de groene loveren schalde, toen, met stralenden blik en zwellenden boezem, hij de stemme verhief en stralende beelden rijzen deed voor mijn geest: - 't belegerde Troja, 't kamp der Achaiers, Hectors akelig lijk vertrapt van Achilleus, 't bang geschrei van de teedre vrouwen, des grijzen Priams' tranen, den dood der minnende Dido, stervend uit liefde, - toen ja, meer dan het sap der bloedende trossen, vulde 't zingen mijn ziel met wondre genuchten; tranen welden me in 't oog, en dankend herhaalde ik: ‘Zanger, ik eer u!’ Vorige Volgende