| |
| |
| |
II.
Boeren-klompjesdans
‘En al die daar niet over en kan,
Wanneer de heiboer kermis houdt,
dan neemt hij zijn wijfken mee!
De kinderen deugen alleen niet t'huis,
en minder nog de ouwe Pee.
Dan zetten zij hunnen vilthoed op,
den feestkiel trekken zij aan,
de klompen steken zij aan den voet
- de laarzen laten zij staan!
‘Van klip en van klap en van klipperdeklap!
en een lekkeren schotel kermispap,
en daarop een ferme kanne bier,
Breng hier, bazin, breng hier!
Zóo maken wij goede sier! -
Gij, speelman, speel nu uw wildste voos!
- Wie dood is, die zwijgt toch altoos!’
En als hij van verre den speelman hoort,
dan zet hij zijn vilt op zij,
dan legt hij zijn arm om zijn wijf, en lacht:
‘Nu, trekt gij geen oog op mij?’
| |
| |
En zijn apen scharen zich, ahe tien,
rond hem, vlak in 't midden der baan,
en Peken zit op den mijlpaal neer
en kijkt het al schuddend aan...
‘Van klip en van klap en van klipperdeklap!
en een lekkeren schotel kermispap,
en daarop een ferme kanne bier,
Breng hier, bazin, breng hier!
Zóo maken wij goede sier!’
En schokkelend, hotsend, zwirrelt en zwaait
de boer, en: - ‘Hand in hand
nu,’ roept hij leutig; ‘den klompendans!’
en hij werpt er zijn vilt in 't zand!
En rond en over den vilthoed trekt
nu de éen den anderen heen,
en alles - groot en klein - doet mee
en hinkelt al op éen been!
‘En al die daar niet over en kan,
En Peken rijst van den mijlpaal op
en heft op beurt den voet,
draait in zijn eentje wat hij kan,
en meesmuilt: ‘Zóo is 't goed!’
| |
| |
Te binnen schiet hem nu uit zijn tijd
het lied, zoo vaak gehoord,
en lachend heft hij het aan, en kweelt,
en kan maar nauwlijks voort:
‘Van klip en van klap en van klipperdeklap!
en een lekkeren schotel kermispap,
en daarop een ferme kanne bier,
Breng hier, bazin, breng hier!
Zóo maken wij goede sier!’
En al draagt de boer geen heerenjas
en al heeft hij geen schelling op zak,
in zijn spinde staan de teilen vol
en het gras groeit op zijn dak!
In zijn stalling staan zijn koetjes als
de dasjes zoo blinkend vet...,
en de beenkous met zijn schijven in
steekt veilig onder het bed...
‘Van klip en van klap en van klipperdeklap!
en een lekkeren schotel kermispap,
en daarop een ferme kanne bier,
Breng hier, bazin, breng hier!
Zóo maken wij goede sier! -
Gij, speelman, speel nu uw wildste voos!
- Wie dood is, die zwijgt toch altoos!’
|
|