Fladderende vlinders(1885)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 112] [p. 112] XIV Herleven Gevederde zaadjes zweven in 't rond om de bloeiende stengels en twijgen, en zoeken der bloemekens smachtenden mond: - de bloemen verwachten en zwijgen. Wie telt er de korrels, die 't modder verslond, die de wind in het slib deed zijgen! Doch, telkens daar éen in de blaarkens verzwond, verneemt men een wonderlik hijgen. Dan gaat het kelkjen eerzaam dicht, blijft eerzaam verheeld en gesloten, als wou het, ikzuchtig, onttrekken aan 't licht al 't heil, dat het heeft genoten. Stof wordt nu de bloem, eer Herfsttijd grauwt: in Mei herbloeit zij honderdvoud. Vorige Volgende