[Wijck, Thomas]
WIJCK (Thomas), schilder en etser, werd geb. omstr. 1616 te Beverwijk en begr. te Haarlem 19 Aug. 1677 (volgens Walpole 1682 in Engeland). Hij ging naar Italië, o.a. Napels, was 1642 in het gilde te Haarlem en huwde aldaar 22 Mei 1644. In 1658 was hij commissaris van het gilde, in 1669 deken. Omstr. 1660 ging hij naar Engeland volgens Walpole. W. had een zoon Jan, geb. in 1640, die ook schilder werd (veldslagschilder). Th.W. schilderde alchimisten in hun laboratoria of philosophen in hun kamer, havengezichten, italiaansche markten en herbergen. Verscheidene malen heeft hij den grooten brand te Londen geschilderd, vooral was hij echter om zijn alchimisten beroemd. Zijn etsen, ongeveer 25 in getal, stellen verschillende beroepen voor en havengezichten; zij zijn zeer zeldzaam. Naar zijn ontwerp maakten o.a. prenten: Basan, C.F. Boetius, P. Chenu, W.v. Kobell, Colibert, Gutenberg, Hutin, J. Juncker, Leichsenring, Lireux, Ploos van Amstel, M.C. Prestel.
Geschilderde zelfportretten waren in de verkooping der coll. Rob. de Neufville, 15 Maart 1736 te Leiden, en coll. Marulle te Parijs 1876; een schilderij door J. Verspronck 1641 in verz. David Sellar te Londen; prenten door A. Bannerman en afgebeeld in Walpole, Anecdotes II.
Zie: A. von Wurzbach, Niederländisches Künstlerlexikon II (1910), 906; J.H.J. Mellaart in Old Masterdrawings (1926-27).
J.M. Blok