dig, 18 Juli 1882 werd hij tot eersten luitenant bevorderd, 29 October 1890 tot kapitein. Na de IIe afd. der Krijgsschool in Nederland (de latere Hoogere Krijgsschool) bezocht te hebben, werd hij, in Indië teruggekeerd, bij de verschillende wapens gedetacheerd en daarna werkzaam gesteld bij het hoofdbureau van den Generalen staf. In 1895 werd hij uitgezonden naar de Zuider- en Oosterafd. van Borneo, om door aanschouwing gegevens te verzamelen omtrent land en volk. Benoemd tot leeraar aan de Hoogere Krijgsschool keerde hij naar Nederland terug. Hij bleef daar tot na zijn benoeming tot majoor der artillerie (8 Maart 1899). Op 29 October 1899 volgde zijn bevordering tot luitenant-kolonel der artillerie, en keerde hij naar Indië terug. Hij maakte eenige expedities op Atjeh mede, waarvoor hem de eervolle vermelding werd toegekend, trad op als commandant der veld- en bergartillerie op Java, werd weder bij den Generalen staf geplaatst, waarbij hij verder bleef, om na zijn benoeming tot kolonel (5 Juli 1906) als chef van dien staf op te treden. Den 28 November 1908 werd hij benoemd tot generaal-majoor en den 14 Juli 1909 trad hij op als luitenant-generaal, commandant van het leger en chef van het Departement van oorlog in Neder landsch-Indië. v.d. W. overleed aan cholera. Naar hem is de van der Willigenrivier, een bron rivier van de Mamberamo, op Nieuw-Guinea, genoemd.
Portret in Nederl. Patriciaat. XVI (1926), 392.
Zie over hem: Nieuwe Rotterdamsche Courant 13 Juni 1910. Av.D.
Hoogeveen