Radziwill den veldtocht tegen de kozakken meegemaakt. Hij teekende tafereelen uit den veldtocht en bezienswaardigheden van Kiëf. Achttiendeeeuwsche kopieën van deze teekeninge bevinden zich thans in het prentenkabinet van de universiteits-bibliotheek te Warschau. In 1923 zijn zij gepubliceerd door de Academie van beeldende kunsten te Petersburg.
Van de serie historiestukken, die Westervelt gemaakt heeft ter verheerlijking van de krijgsverrichtingen van Prins Radziwill wordt het krijgstafereel, dat den intocht van den Prins in het veroverde Kiëf in 1651 voorstelt, thans in het kasteel te Warschau bewaard. Een ander schilderij uit deze reeks heeft tot voorbeeld gediend voor een gobelin, dat omstreeks 1760 in Litauen vervaardigd is en nu deel uitmaakt van het museum voor kunstnijverheid te Krakau.
Wat Westervelt na zijn terugkomst in het vaderland heeft gemaakt wordt ons duidelijk uit den boedelinventaris, dien hij na den dood van zijn tweede vrouw Annetje Pieters Coelentroever, 27 Nov. 1666 ter Weeskamer indient. Onder zijn ‘winckelwaren’ komen o.a. de portretten voor van een groot aantal admiralen, dertig schilderijen van de vijf zinnen, groote en kleine conterfeitsels van zijn vader en moeder, ook portretten van zijn zoon, twee landschappen, twee watergezichten, een keukeninterieur enz.
Het groot aantal admiraals-portretten, dat hij maakte, zal wel te danken zijn aan de connecties, die zijn schoonvader, kapitein in dienst van de Admiraliteit, met dezen had. Overigens komen in den inventaris ook reeds paneelen met opschriften voor, tot het maken van welke kerksieraden, tekst- en wapenborden, zijn kunst zich voortaan in hoofdzaak bepaald schijnt te hebben. Bij van Spaan leest men, dat in de in 1651 te Rotterdam op het Colchoseiland gebouwde luthersche kerk ‘een verwonderenswaardig ophangbord te zien is, alwaar eenige schriftuurplaatsen door den beroemden Westervelt in geschildert zijn’. Dit tekstbord is niet meer aanwezig, wel echter een door hem in 1657 beschilderd exemplaar in de Waalsche kerk te Rotterdam. Ook voor de stad Rotterdam werkte hij op dit gebied geregeld. November 1677 wordt hem o.a. een som van 162 gulden betaald voor het ‘toestellen en vergulden van het letterwerck onder 't Erasmusbeeld’. In 1687 werd Westervelt hoofdman van het St. Lucasgilde.
Zie Rott. Historiebladen III, 737; Kramm III, 1845; Bredius, Künstler-Inventare V, 1773 en VII, 288; Rotterdamsch Jaarboekje (1929), 116; de studie van Zygmunt Batowski, aangekondigd in de Nieuwe Rott. Cour. 22 Oct. 1933 Ochtendblad B onder den titel: ‘Een 17deeeuwsch Hollandsch schilder in Polen’ en de vele Rott. notarieele akten, waarin hij voorkomt, o.a. bij not. Johan van Weel nr. 1120 fol. 474, en het Archief der Weeskamer no. 454 fol. 65 vo.
Wiersum