[Wesselsz., Cornelis]
WESSELSZ. (Cornelis), ook genoemd Cornelis van Dockum, geb. te Kollum in 1533, terechtgesteld te Amsterdam 24 Mei 1569.
Op 5 Juni 1568 kreeg hij van graaf Lodewijk van Nassau een bestelling om op de Spanjaarden te gaan vrijbuiten. Omstr. 20 Juni 1568 werd hij aangesteld als bevelhebber op een klein karveelschip, liggend voor Delfzijl, met dertig man aan boord. Kort daarna neemt hij een karveelschip uit Hoorn, geladen met kaas; twee burgemeesters uit Hoorn, die aan boord waren, werden op Scholbalg aan land gezet. Schip en lading werden naar Emden opgebracht, waar alles op bevel van den raad in beslag werd genomen en den eigenaars teruggegeven. Op 23 Juli 1568 rantsoeneerde hij in de oostfriesche wateren drie schepen; hij behoorde tot de eerste Watergeuzen, die een bestelling hadden.
Nadat hij in Maart 1569 per schip eenige goederen was gaan halen in Alkmaar, zeilde hij op 3 April 1569 van Norden naar Kollum, maar toen zij aan land wilden gaan werden zij gewaarschuwd, dat veel volk uit Leeuwarden was gekomen, die hen zouden gevangen nemen. Men zeilde weer weg, en aan boord haalde hij zijn makkers over om met de Watergeuzen op vrijbuit uit te gaan en sprak af om den buit in Oldenburg te gaan verkoopen. Op Woensdag 6 April 1569 ontmoetten zij bij Ameland drie koopvaarders, maar een hollandsch oorlogsschip, in Amsterdam uitgerust, kwam toevallig in de nabijheid, men zette een boot uit en nam hem en twee makkers op Ameland gevangen. Zij werden naar Amsterdam gebracht waar de schout ook de obligatiën der drie gerantsoeneerde schepen in handen kreeg. Op 25 April 1569 werd hij verhoord, en 24 Mei 1569 in Amsterdam gehangen.
Zie over hem: Archief van Amsterdam, Confessieboek 1567-72, fol. 174vo. volg. en Thesoriers Rekening, 1569, fol. 185vo.; ter Gouw, Gesch. van Amsterdam VI, 322-323; Dietsche Warande, VIII (1867), 431.
Vogels