[Wensing, Justus Henricus]
WENSING (Justus Henricus), geb. te Utrecht 17 Sept. 1808, aldaar overl. 2 Febr. 1880. Wensing deed zijn lagere studiën voor het priesterschap op het seminarie Culemborg en vertrok, toen in 1825 deze instelling van staatswege gesloten werd, naar de latijnsche school te Megen. Bij een dorpspastoor bestudeerde hij wijsbegeerte en godgeleerdheid, tot het heropende seminarie 's Heerenberg hem onder zijn theologanten opnam. In 1831 werd hij tot priester gewijd.
Acht jaren lang was Wensing kapelaan aan de O.L. Vrouwe kerk te Amersfoort. Het is bijna niet te gelooven, wat Dr. Schaepman schrijft: ‘gedurende deze acht jaren heeft deze kapelaan, die nauwgezet zijn plicht vervulde, die bereid was om te komen, waar hij geroepen werd, die zich niet afzonderde, maar de eischen van het gezellig verkeer en de gastvrijheid ten volle eerbiedigde, elken dag zeven uren aan de studie besteed.’
Den 31en Aug. 1839 werd hij geplaatst op het seminarie 's Heerenberg en toen deze inrichting in 1842 met het seminarie Warmond samensmolt, besloot de kerkelijke overheid, om tactische redenen, op de verbonden seminaria het onderwijs der kerkelijke geschiedenis aan Pluym te ontnemen en aan Wensing op te dragen.
Met zijn verblijf op het seminarie Warmond begon zijn vruchtbare werkzaamheid als schrijver. Van het maandschrift de Katholiek was hij een der oprichters en een onvermoeid medewerker; en de trouwe helper van pastoor Burgmeijer in de uitgave van Kerkelijk Nederland, Jaarboek voor Katholyken, hetwelk na den dood van Burgmeijer, 13 Dec. 1850, door hem werd voortgezet tot 1856.
In 1845 gaf hij een grondige bestrijding van de verhandeling van den leidschen hoogleeraar N.C. Kist over pausin Joanna. ‘Reeds tweehonderd jaar vroeger,’ zoo schreef Dr. Hensen, ‘was door een onbevangen Calvinist Blondel, deze pausin onder het gewicht van bewijsgronden begraven en niemand minder dan Leibnitz had, schertsenderwijze, doch van de waarheid der argumentatie overtuigd, bloemen op haar grafheuvel gestrooid. Prof. Kist meende niettemin een poging te moeten aanwenden om de onverkwikkelijke doode nog eens wakker te schudden; daartegen richtte de warmondsche hoogleeraar